der menigte werd onderworpen. Die menigte kiest nu slechts
_generale_ gevolmachtigden, tezaam genomen niet den minsten waarborg
opleverende dat hun majoriteits-meening met den wil van de Natie, hun
lastgeefster, overeenstemt.
Zoo stuiten wy in 't parlementair stelsel overal op onnauwkeurigheid,
op genoegen nemen met zeer ruwe benadering, op fiktie, en ... op
_misleiding_.
Ook wanneer wy al de gebreken die uit de aangestipte moeielykheden
voortvloeien, nu eens aannemen als onvermydelyk--'n treurige
veronderstelling!--dan blyft toch altyd de mogelykheid bestaan om 't
voorhanden materiaal van staatkundige gegevens eerlyk toetepassen.
En ... dit doet men niet! Dezelfde kiezers die, zoodra 't hun
_byzonder_ belang gold, zich alleromzichtigst toonen zouden in 't
onderzoeken der bevoegdheid en vooral van de _integriteit_ hunner
gemachtigden, behandelen de _publieke zaak_ met 'n slordigheid die
aan 't krankzinnige grenst, met 'n gebrek aan konscientie die in 't
misdadige overgaat.
Lezen we niet dagelyks in onze couranten dat B, C of D--ik sla nu A
over, om den schyn van ondeugende toespeling op m'n schapenparabel te
ontgaan--vernemen we dagelyks dat het onze plicht is voor _die_ heeren
te stemmen, _juist om redenen die hen tot vertegenwoordiging van 't
Volk onbevoegd maken_?
De een heeft zich byzonder toegelegd op den handel ...
Dat zal hem te-pas komen als-i 'n winkel opzet. Goed succes! Maar
daarmee heeft 't _Vaderland_ niets te maken.
De tweede was jaren lang in Indie ...
We willen hopen dat-i ryk is, of 'n behoorlyk pensioen heeft, zonder
leverziekte. Doch dat gaat het _Volk_ niet aan.
Een derde is fabrikant. "Het fabriekswezen, myne heeren, het
fabriekwezen ...
Zeer wel! Ook dat behoort tot den _Staat_. Maar ook dat _is_ de Staat
niet.
Een vierde kandidaat is byzonder bekwaam in 't Loods-wezen. Hy weet
den weg in de zeegaten ...
Dat is juist de weg dien wy 't _Vaderland_ niet willen opsturen.
"Zie dien vyfde eens. Men aanbidt hem in z'n district ...
Wel, laat hem dan blyven waar-i bekend is en aangebeden wordt. Het
_Volk_ kent hem _niet_, aanbidt hem _niet_.
"Gy zult toch dezen zesden niet afwyzen. Hy behoorde sedert z'n prille
jeugd van familiewegen tot de zoo-en-zoo-party. Hy is van-ouder-tot-
ouder 'n _dit-aan_, 'n _dat-ist,_ een van de echte soort!"
Dat zal z'n grootmama plezier doen, van wie hy al die istery en anery
geerfd heeft, maar 't _Volksbelang_ heeft andere eischen. Laat me
|