w in 't gezicht, balde de
vuisten en schreeuwde zoo luid, dat de bladeren trilden en de grashalmen
ontzet heen en weer wiegelden. Toen hij eindelijk tot bedaren gekomen
was, begonnen allen weer te zingen.
'Wel foei!' zeide een meerle, die van een hoogen boom het rumoer
aanhoorde. 'Is dat een afschuwelijk leven maken! Ik heb nog liever dat
er koeien in het bosch komen. Hoor dat eens aan. Wel foei!'
Nu! de meerle is een kenner en heeft een fijnen smaak.
Na het gezang haalden de menschen uit manden, doozen en zakken, allerlei
eetwaren voor den dag. Er werden papieren uitgespreid en broodjes en
sinaasappelen verdeeld. Ook flesschen en glazen kwamen te voorschijn.
Toen riep Windekind zijn bondgenooten bijeen en begon den smullenden
troep te belegeren.
Een dappere kikvorsch sprong op den schoot van een oude juffrouw, vlak
naast het broodje dat zij juist wilde gaan opeten en bleef daar zitten,
als verbaasd over zijn eigen stoutmoedigheid. De juffrouw gaf een
ijselijken gil en staarde ontzet den aanvaller aan, zonder zich te
durven verroeren. Het moedige voorbeeld vond navolging. Groene rupsen
kropen onverschrokken over hoeden, zakdoeken en broodjes, overal angst
en schrik teweegbrengend; groote dikke kruisspinnen lieten zich aan
glinsterende draden neer in bierglazen, op hoofden of halzen en een luid
gegil volgde steeds hunnen aanval; tallooze vliegjes bestormden de
menschen regelrecht in 't gezicht en offerden hun leven voor de goede
zaak, door zich op spijzen en dranken te storten en ze met hun lichaam
onbruikbaar te maken. Eindelijk kwamen de mieren in onafzienbare scharen
en tastten den vijand op de meest onverwachte plaatsen bij honderden
tegelijk aan. Dat bracht een verwarring en ontsteltenis teweeg! Haastig
vlogen mannen en vrouwen van de zoo lang verdrukte mos- en grasplantjes
op; ook het arme, blauwe klokje werd bevrijd, door den welgeslaagden
aanval van twee oorwurmen op de beenen van de dikke juffrouw. De
vertwijfeling nam toe: dansend en springend, onder de zonderlingste
gebaren, trachtten de menschen hun vervolgers te ontkomen. De bleeke man
bood lang weerstand en sloeg met een zwart stokje in 't rond, doch een
paar baldadige meezen, die geen aanvalsmiddel te laag achtten en een
wesp, die hem door zijn zwarte broek heen in de kuit stak, stelden hem
buiten gevecht.
Toen kon de vroolijke zon zich niet langer goed houden en verborg het
aangezicht achter een wolk. Groote regendroppels daalden op de
strijd
|