FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57  
58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   >>   >|  
randen in stille herfstnachten, dan zitten er de kaboutermannetjes bij en lezen in kleine boekjes. Dat leerde hem Windekind op zulk een stillen herfstdag, en Johannes ademde droomstemming in met den doffen geur, die uit den boschgrond opsteeg. Hoe komen de bladeren van den eschdoorn zoo zwartgevlekt? 'Ja, dat doen de kabouters ook,' zei Windekind. 'Als zij des nachts geschreven hebben, gooien zij des morgens de rest van hun inktpotjes over die bladeren uit. Zij houden niet van dien boom. Van esschenhout maakt men kruisjes en stelen voor kerkezakjes.' Johannes werd nieuwsgierig naar die kleine, vlijtige kabouters, en hij liet Windekind beloven, hem bij een van hen te brengen. Lang was hij reeds bij Windekind geweest, en hij was zoo gelukkig in zijn nieuw leven, dat hij nog weinig berouw gevoelde over zijn belofte, al het achtergelatene te vergeten. Er waren geen tijden van angst of eenzaamheid, waarin altijd het berouw komt. Windekind verliet hem nooit, en bij hem was elke plek een te huis. Rustig sliep hij in het wiegelend nest van een karkiet, dat tusschen de groene riethalmen hing, al brulde de roerdomp en krasten de kraaien nog zoo onheilspellend. Geen angst voelde hij bij kletterenden regen of suizenden storm, dan school hij in holle boomen, of konijnenholen, en kroop dicht onder Windekinds manteltje en luisterde naar zijn stem die sprookjes verhaalde. En nu zou hij de kabouters zien. 't Was een goede dag daarvoor. Zoo stil! zoo stil! Johannes meende reeds hun fijne stemmetjes en het geschuifel hunner voetjes te hooren, doch het was nog middag. De vogelen waren bijna allen weg, alleen de lijsters smulden aan de helroode bessen. Een zat gevangen in een strik. Met uitgespreide vleugels hing zij daar en spartelde, tot het scherp omknelde pootje bijna vaneen scheurde. Spoedig bevrijdde haar Johannes, en onder blij getink vloog zij ijlings weg. De paddestoelen hadden het druk onder elkaar. 'Zie mij eens!' zeide een dikke duivels-zwam. 'Hebt ge ooit zoo iets gezien? Zie hoe dik en wit mijn steel is en hoe mijn hoed glimt. Ik ben de grootste van allen. En dat in een nacht!' 'Ba!' zeide de roode vliegenzwam, 'gij zijt zeer lomp. Zoo bruin en grof. Ik wiegel op mijn slanken steel als een riethalm. Ik ben prachtig rood als de lijsterbessen en sierlijk gespikkeld. Ik ben schooner dan allen.' 'Stil!' zeide Johannes, die hen wel kende van vroeger dagen: 'gij zijt beiden giftig.' 'Dat is een deugd,' zei de
PREV.   NEXT  
|<   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57  
58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   >>   >|  



Top keywords:

Windekind

 

Johannes

 

kabouters

 

kleine

 

bladeren

 

berouw

 
bessen
 

spartelde

 

scherp

 

vleugels


omknelde

 

beiden

 
uitgespreide
 

gevangen

 

pootje

 

vogelen

 

daarvoor

 
meende
 
stemmetjes
 

geschuifel


hunner

 
alleen
 

lijsters

 
smulden
 
giftig
 

vaneen

 

voetjes

 

hooren

 
middag
 

helroode


vroeger

 

grootste

 

schooner

 

gezien

 

gespikkeld

 

vliegenzwam

 

wiegel

 

prachtig

 

slanken

 
sierlijk

lijsterbessen

 
riethalm
 

ijlings

 

paddestoelen

 
getink
 

Spoedig

 

bevrijdde

 

hadden

 
duivels
 

elkaar