,
en vroeg hem of het goed met haar zou loopen.
--Alles loopt zooals de natuur het wil, antwoordde Uilenspiegel,
want hij had het meisje een sleutel zien geven aan een jongen man,
die, glanzend van geluk, aan Uilenspiegel vroeg:
--Koopman, geef mij een van uwe profetische zakjes, opdat ik wete of
ik dezen nacht alleene zal slapen.
--Er staat geschreven, sprak Uilenspiegel, wie verleiding zaait,
zal horens maaien.
De jonge snaak was grammoedig en vroeg:
--Wat wilt gij zeggen?
--De zaadkorrels zeggen, antwoordde Uilenspiegel, dat zij u wenschen
een gelukkig huwelijk en een vrouw, die u geen Vulcanus-hoed
opzet. Kent gij dat hoofddeksel?
Vervolgens sprak hij op den toon van een zedenpreeker:
--Want de vrouw die een godspenning geeft op den huwelijkskoop,
geeft naderhand heel de waar aan anderen weg.
Stoutweg vroeg de meid aan Uilenspiegel:
--Ziet men dat allemaal in uwe profetische zakjes?
--Men ziet er mede eenen sleutel in, fluisterde Uilenspiegel heur
stil in het oor.
Maar de jongeling was weg met den sleutel.
Eensklaps zag Uilenspiegel een dief van den stal van een spekslachter
eene worst nemen van eene elle lang en die onder zijn mantel
verbergen. Maar de koopman zag het niet. Blijgezind kwam de dief bij
Uilenspiegel, en hij vroeg hem:
--Wat verkoopt gij daar, ongeluksprofeet?
--Zakjes, waarin gij zult zien dat uwe liefde voor de worsten u naar
de galg zal brengen.
Op die rede nam de dief ijlings de vlucht, terwijl de bestolen
koopman riep:
--Houdt den dief! houdt den dief!
Maar deze was de gaten uit.
Terwijl Uilenspiegel sprak, kwamen de twee rijke Joden, die met
aandacht geluisterd hadden, naar hem toe en vroegen:
--Wat verkoopt gij daar, Vlaming?
--Zakjes, antwoordde Uilenspiegel.
--En wat ziet men met uwe profetische zaadkorrels? vroegen zij weder.
--Men ziet de toekomst, als men op de zaadkorrels zuigt, antwoordde
Uilenspiegel.
De twee joden spraken stille tot elkander, en de oudste zei tot
den anderen:
--Zoo zouden wij weten wanneer onze Messias komt; dat ware voor ons
een groote vertroosting. Laat ons een van die zakjes koopen.
--Hoeveel, uwe zakjes? vroegen zij.
--Vijftig gulden, antwoordde Uilenspiegel. Is het te veel, trekt dan
maar op. Wie den akker niet koopt, heeft ook den vetten mest niet
van noode.
Ziende dat Uilenspiegel zoo vastberaden was, telden zij hem de
somme en namen zij een van de zakjes. Zij trokken er mee naar
hunne vergader
|