nde broeders van alle beschaving, van allen
zedelijken voortgang verstoken en als tot de onwetendheid veroordeeld
bleven: zij zagen hoe het ongeloof, de echtbreuk, de spotternij, de
arglistigheid en de zelfmoord in duizenden boeken aan hunne landgenooten
als deugden werden voorgepredikt; in hun oor klonk de lastertaal van den
vreemde, en de hoon, het voorgeslacht aangedaan, doorvlijmde hunne
harten. Zij zagen het rood der schaamte de wangen bekleuren van den
Vlaming, aan wien een uitheemsche gelukzoeker vroeg tot welk volk hij
behoorde!
Hunne hoofden zonken dieper bij het aanschouwen van zulke vernedering;
hunne tranen vloeiden in stilte over het verlies van zoovele
herinneringen, die ons weleer eene roemrijke plaats tusschen de volkeren
der wereld hadden toegeruimd.
Eensklaps, alsof God zijnen vinger op hun voorhoofd hadde geplaatst en
tot elk van hen geroepen had: "Wees machtig!" eensklaps joeg hun hart
feller, de moed en het vertrouwen vervulden hunne boezems, en zij
spraken tot elkander:
"Zie, het vaderland staat op den boord van den afgrond, de vreemde legt
de bijl aan het gebouw onzer nationale glorie;--nog een kort tijdvak, en
de namen onzer vaderen, hunne heldendaden, onze schoone geschiedenis,
onze zeden, onze taal,--alles wat wij bezitten zal verloren zijn! De
Romaan zal zijne zegeliederen aanheffen op de graven van ons
voorgeslacht, en met eenen spotlach zal hij zeggen: hier leefde eens een
volk, dat den naam van Vlaming droeg!"
En hunne stemmen versmolten in eenen roep.--Gij hebt gezegd:
"Neen, de Romaan zal zijne zegeliederen niet aanheffen op de graven
onzer vaderen; hij zal zich niet verblijden in onzen val! Nogmaals zal
de naam van Vlaming hem glanzend in het oog blinken.... Voorwaarts, de
hand aan 't werk,--met verstaalden wil en onbuigbaar geduld onze
herinneringen opgegraven, de verbastering met zweepend geweld van onzen
bodem geweerd! Voorwaarts, het Vlaamsche vaderland moet gered!"
Dank moet Hij hebben, de God die ons insprak en ons macht verleende tot
dit groote werk!--Het vaderland is gered--het is gered! Nu staat het
niet meer op den afgrond, waar wij het hebben gevonden;--het zal niet
verloren gaan!...
* * * * *
Mijne Heeren, vergeeft mij mijne begeestering. Wanneer ik van het
Vlaamsche vaderland spreek, kan ik de ontheffing mijner ziel niet
bedwingen ... ik ben ontroerd....
* * * * *
Weinige jaren hebben wij be
|