n des roems
bestrooien; Hij zal den graaf van Vlaanderen en de prinses Charlotte,
teerbeminden onzer zalige koningin en weldoenster Louisa, opleiden en
met zijnen zegen vergezellen; Hij zal de dagen van onzen ouden koning
vermenigvuldigen, opdat hij lang, zeer lang nog de beschermengel van
Belgie moge zijn; opdat onze kleinzonen ook nog het geluk zouden
genieten, den grootmoedigen weldoener huns vaderlands te aanschouwen en
te danken.
O, ja, zoo zal het lot zijn van hen, die wij beminnen; want,--antwoordt
mij in uw hart,--zoo de liefde eens volks de vorsten gelukkig maken kan,
wie op aarde kan gelukkiger zijn dan Zijne Majesteit onze koning Leopold
en zijn dierbaar huisgezin?... Welaan, vrienden, geeft getuigenis van
dit gevoel! Dat onze stemmen, bezield door liefde en dankbaarheid, ten
hemel stijgen; dat onze zegegalm klinke tot voor Gods troon!
Leve de koning! Leve de hertog! Leve de koninklijke familie!
REDEVOERING
UITGESPROKEN OP HET FEEST VAN HET ST.-LUKASGILDE, DEN 21^{sten} AUGUSTUS
1854.
Mijnheeren en Mevrouwen,
Toen mij de gelegenheid aangeboden werd om in deze plechtige vergadering
het woord te voeren, kende ik de namen en de uitmuntende welsprekendheid
der redenaars, die mij moesten voorgaan. Ik begreep, dat uw geest zou
vermoeid zijn, en ik onmogelijk nog de macht kon vinden om uwe aandacht
te verdienen. Ik schrikte terug en aarzelde om den vermetelen stap te
wagen.... Maar de geest der vaderlandsliefde ontvlamde in mij; zijne
stem zeide tot mijn twijfelend gemoed: "Het is een feest ter herinnering
van 's Lands alouden roem, van Vlaanderens macht, van Vlaanderens kunst;
het wordt gevierd in een paleis, dat opgebouwd werd tot beoefening van
vreemde kunst en taal, tot verspreiding van vreemde zeden.... En gij
zoudt het Vlaamsche woord niet doen hergalmen tusschen de trotsche
wanden, die nooit anders zagen dan uitheemsche praal?--Ga, spreek daar
van eigen grootheid, beziel de geschiedenis der vaderen, toon hoe het
voorgeslacht eeuwen lang de wereld verstommen deed door wonderen van
moed, van nijverheid en van kunst.... Vrees niet; zij, tot wie gij de
stemme zult richten, zijn landgenooten, wier hart gevoelig is voor
alles, wat den geboortegrond vereeren kan. Zij zullen u aanhooren.... En
mocht u de kunst ontbreken om de reeds zoo diep geroerde snaren huns
gemoeds nog te treffen, zij zullen het u welwillend vergeven, in aanzien
van uw lofbaar doel...." Ik heb den geest geloofd, op uwe goedhe
|