edeelten van Europa verspreid; brandstapels hebben geblaakt,
galgen en schavotten hebben opgericht gestaan.... Eindelijk, uit de
afgematheid ontstaat de vrede; het hijgend Europa zal adem scheppen,
rust genieten.... Maar de Vlaamsche volksgrootheid is versmacht in
bloed. Brugge, de rijke wereldstad, treurt op de puinhoopen zijner
welvaart. Geene kunstenaars, geene dichters meer om zijnen roem te
vieren.... Vlaanderen zwijgt en weent....
Zou de bestemming van der Leeuwen vaderland vervuld zijn? Zou de zon des
roems hem nooit meer beschijnen, den Dietschen stam, die eens zoo
glanzend aan het hoofd der volkeren stond? Eilaas, zou hij gedoemd zijn
om te kwijnen en onvermeld het zwakke leven te dragen, totdat de
vreemdeling den vergeten naam van het vervallen geslacht uit het boek
der natien wegvage?
O, neen! de geschiedenis van het Vlaamsche volk kan zoo niet breken!
Ziet, daar in eene andere streek van den Dietschen grond rijst eene
prachtige stad. Haar binnenste zucht en bruist van de geruchten des
arbeids, duizenden schepen gaan en keeren op haren breeden vloed; hare
oevers hergalmen van het blijde zeemanslied. Een hemelhooge toren, als
een reusachtig kantwerk gebeiteld, verheft zich uit haren schoot....
Alles verkondt, dat de kunst, de nijverheid, de koophandel--eenige nog
mogelijke bronnen van 's volks verheffing--hier hunnen zetel hebben
gevestigd. Antwerpen, redster van der vaderen naam, frissche, schoone,
struische dochter van Vlaanderen, erfgename van den Vlaamschen roem, ik
groet u! Met ontzag, met eerbiedige liefde stap ik uwe muren binnen....
Welk schouwspel! Uwe straten zijn vervuld met leden van alle landen, van
alle talen, van alle spraken. Is het de koophandel alleen, die den
vreemdeling dus in menigte binnen uwe trotsche wallen roept? Maar velen
spreken van kunst, van wetenschap, van poezie? Zij stroomen naar uwe
tempels, knielen in godsdienstige bewondering neder voor de
meesterstukken, door uwe zonen gewrocht, en roepen in geestdrift uit:
"Roem en eerbied zij den Vlaamschen stam! Hij heeft eens Europa verbaasd
door wonderen van onverschrokkenheid en van moed, nu verstomt hij de
wereld door wonderen van kunst. Welk mag toch het raadselwoord van de
altijd herlevende kracht dezes volks zijn?"
Dit raadselwoord, o wandelaar, het omringt u! Die honderd altaren, wier
pracht, wier rijkdom uwe zinnen treft en uwen geest ontroert, zeggen zij
u niet, wie ze heeft gesticht, wie ze door kunst zoo glansrijk he
|