schoonste meesterstukken; op den grond van Vlaanderen heeft hij gezwoegd
en geleden ... in den schoot van Vlaanderen moest Willems rusten; want,
was hij ook niet een Vlaamsch held, een vaderlandsch martelaar? Zijne
onvergankelijke nagedachtenis blijve aldus een band, door God zelf
gesmeed tusschen alle gouwen, waar de Dietsche tale klinkt!
Met het vochtig oog op dit graf gericht, beseffen wij dieper wat wij
hebben verloren; wij erkennen niet alleen, dat, sedert de uitverkorene
ten hemel opklom, een glansrijk en arbeidvol tijdstip gesloten is; maar
iedereen van ons gevoelt met angst, dat het Vlaamsche leger zijn
opperhoofd verloren heeft. Inderdaad, zoolang de veldheer het volle
leven genoot, stonden de Vlaamsche strijders als een ondoordringbare
muur voor den vijand geschaard, altijd gereed om het heiligdom der
moedertaal tegen allen hoon te verdedigen, voor alle schennis te
bewaren.... De veldheer sneuvelde, de band was verbroken!
Als verstomd door dit onverwacht verlies, zonder leidsman en middelpunt,
liepen de Vlaamsche strijders gedeeltelijk uiteen en vergaten te waken
bij het pand, dat aan hunne gemeene macht was toevertrouwd. De vijand
sloop in het kamp en strooide er de verderfelijke zaden van mistrouwen
en verdeeldheid.
Was Willems' dood dan geene harde beproeving genoeg?--Ach neen! Eene
andere schitterende star moest den hemel onzer letterkunde nog
ontvallen; Ledeganck moest ook op zijne verbrijzelde harpe het hoofd
voor eeuwig te rusten leggen; de twee straalrijkste lampen in den tempel
der Vlaamsche kunst moesten door het wreede noodlot worden uitgedoofd!
En, als wilde eene geheime macht afmeten tot hoeverre der Vlamingen
standvastigheid gaat, als wilde zij beproeven, of onze vaderlandsche
zaak tegen het geweld der losgebrokene stormen bestand is, wierp zij
oneenigheid, tweespalt en verzwakking onder ons, terwijl onze harten
nog ontsteld waren van rouw en droefheid.
God, op welk tijdstip toch! Nu het bedreigde vaderland op ons roept, als
op de uitgelezensten zijner zonen; nu de zwangere onweerswolken op onze
grenzen samendrijven, nu de vreemdeling op onzen geboortegrond zelven
werktuigen gevonden heeft, om ons te verleiden tot de verzaking onzes
voorgeslachts, onzer moedertaal, onzer zeden, onzes verleden, onzer
toekomst; nu de tijd gekomen is om onze vijftienjarige beloften te
vervullen; nu iedereen, die zijn land bemint, het oog op ons gericht
houdt, om te weten of onze gloeiende zangen geene ijdel
|