zoo moedig, zoo machtig, zoo trotsch, zoo vermaard
... dit volk waren onze vaderen.
Welk schoon erfdeel hebben zij ons nagelaten! Eigen roem, eigen recht,
eigen taal! Maar hoe hebben wij het heilig erfdeel des voorgeslachts
bewaard? Hebben wij de vaderlijke rechten ons niet laten ontnemen?
De twee derde gedeelten der bevolking van Belgie spreken Vlaamsch; de
Vlamingen zijn dus in groote meerderheid. Zonder twijfel is hunne
moedertaal de landtaal in Belgie; zonder twijfel overheerscht het
Vlaamsch den minderen stam? Of, zoo de Belgische natie haar bestaan op
gelijkheid en rechtvaardigheid tusschen de twee broederstammen heeft
gebouwd, dan ten minste heeft elk het volle gebruik zijner taal en
rechten behouden, en niemand ligt in Belgie voor zijne medelandgenooten
in het stof gebukt?
Eilaas, het is eene bittere spotternij, niet waar?--Wilt gij weten, wat
er van de afstammelingen van Van Eyck, van Artevelde, van Rubens
geworden is? Wilt gij het lot van het Vlaamsche volk kennen? Komt met
mij; ik zal ze u toonen, de twee millioen broeders, die door de schuld,
door de lichtzinnige modezucht van velen onzer tot onwetendheid gedoemd
zijn; die slaaf zijn in geest en in lichaam, op den bodem van het meest
vrije land der aarde; die rondsukkelen in den nacht der duisternis en
voor eeuwig verwezen zouden blijven, om als onmondige kinderen, als
verdrukte Paria's te leven en te sterven, indien het ons aan moed en
kracht ontbrak, om tegen de vijanden van het Vlaamsche bloed manhaftig
te staan en te kampen gelijk onze vaderen deden. Ziet gij daar, in die
burgerwoning, eene vrouw bij eene wieg zitten droomen? Welke zalige hoop
streelt haar moederhart! Zij lacht de toekomst tegen en vraagt met de
oogen ten hemel: Welke is de bestemming van mijnen zoon, o God?--Zijne
bestemming, vrouw? Hij zal vreemdeling zijn in zijn eigen vaderland;
want de taal, die gij hem leert stamelen, is de taal van zijn
geboorteland niet. Gij kunt zijne verbastering niet betalen, gij kunt
hem geen Fransch doen leeren, arme moeder; daarom zal hij gedoemd
blijven tot slafelijke minderheid, deel hebben noch in het openbaar
leven, noch in de beschaving, noch in het licht des geestes; hij zal het
slachtoffer worden der lafheid zijner broederen, die gedoogen, dat het
Vlaamsche bloed, de Vlaamsche taal verstooten worden en verdrukt.
Ha, het kind is een jonge man geworden! Zijn oog schittert toch van moed
en levenslust; hij eischt zijne plaats onder de zonen des v
|