ssen en door politieke bedoelingen?
Men weet dat en Jonckbloet en Van Lennep het betoog geleverd hebben, dat
_Lucifer_ zelfs heel en al niets was, of tenminste voornamelijk, dan een
politieke allegorie op onzen opstand tegen Spanje.
Ik heb aan deze betoogen nooit veel waarde gehecht, al was het
allereerst omdat Jonckbloet--en Van Lennep, ondanks zijn groote
Vondelvereering, toch eigenlijk ook--beiden veel te rationalistisch
waren om Vondel te begrijpen. Jonckbloet, (ik heb als zijn leerling veel
met hem omgegaan) was een eerlijk, humoristisch-satyriek, nuchter-
scherpzichtig, kritisch mensch, maar de fijnere zieleplooibaarheid om
in een andersdenker en -voeler, als Vondel geweest was, zich in te leven,
ontbrak hem geheel; en zijn Vondelbeoordeeling is, zoo goed als die van
Huet en Jorissen, niets dan een groote vergissing geweest. Rationalisten
altemaal! voor wie het katholiek mysticisme iets griezeligs was, en die in
zulk een complexen geest als die van Vondel ganschelijk niet konden komen.
Er trouwens nooit eenige moeite voor deden, Vondel uit Vondel en zijn eigen
bronnen te verklaren, maar hem maten met dogmatische kunstmaat van 18e-19e-
eeuwsche "kunstphilosophie".
Niet dat Vondel buiten staat zou geweest zijn, zich te bedienen van den
allegorischen vorm; hij zelf erkent in zijn _Berecht_, dat hij de
Hoovaardij en Nijdigheid allegorisch doet optreden in het gespan van den
Leeuw en den Draak, voor Lucifers wagen gespannen. Hij stond trouwens
nog dicht genoeg bij de middeleeuwen ervoor; en had niet Hooft in zijn
vroeg-17e-eeuwsche treurspelen nog zeer sterk geallegoriseerd? Maar
Vondel, hoewel allerminst een psychologisch-analyseerend of
persoonlijk-verbizonderend dichter, heeft toch wel altijd zijn tot typen
gegeneraliseerde figuren zuiver-menschelijk en levend willen houden. Dat
hij, al dichtende het eeuwige spel van den eerzuchtigen opstandeling,
daarbij alles zou hebben uitgesloten aan reflexen van aardsche
bizonderheden, hem uit historie en beleving bekend, is intusschen
geenszins aan te nemen. Hij stond zoo midden in zijn tijd; geen
wereldgebeurtenis of hij bezong ze; hij was partijganger; en zuiver
objectiveeren was allerminst een 17e-eeuwsche eisch. Zoo zal wel
Wallensteins verzet hem door het hoofd gespeeld hebben (_Cramer_),
en ook aan onzen opstand tegen Spanje zal hij gedacht hebben, (zeker vrs
1264 en 1266) en door deze en dergelijke reflexen van het leven zijn
anders licht te ver van de menschen ver
|