FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   4   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28  
29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   >>   >|  
er? --Je wordt indiscreet, hoor! lachte zij. --Nu kom, ik! lachte hij terug, als mocht hij wel. Toch geen belletrie? --Wel neen. Mijn dagboek. Hij lachte luid, vroolijk op. --Jij een dagboek! Wat zal jij met een dagboek doen! De eene dag zal je wel precies gelijk aan den andere zijn. --Maar wel neen! Hij haalde zijne schouders op, den kluts kwijt. Zij was hem altijd een raadsel. Zij zag dat en had er schik in hem te laten zoeken. --Ik heb soms heele mooie dagen, en soms heele leelijke dagen. --Zoo! sprak hij, haar lang aanziende, glimlachend, met de vriendelijkheid zijner kleine oogen. Begrijpen deed hij nog niet. --En daardoor heb ik soms heel veel te schrijven, in mijn dagboek, ging zij voort. --Mag ik er eens wat uit lezen? --Jawel ... na mijn dood. Hij deed of hij rilde, met zijn breede schouders. --Brr ... wat wordt je somber! --Dood? Waarom is dat somber? vroeg zij, bijna vroolijk. Maar hij stond op. --Je maakt me bang, schertste hij. Ik stap op, hoor; ik heb nog veel te werken. Dus tot morgen? --Heel graag: tot morgen. Hij gaf haar een hand, en zij sloeg op een kleinen zilveren gong, om hem uit te laten. Even bleef hij haar nog aanzien, met een glimlach in zijn baard. --Je bent een rare meid, en toch ... toch houen we van je! herhaalde hij, alsof hij zich, voor zichzelven, wilde verontschuldigen om die sympathie. En hij boog zich neer, gaf haar een zoen op het voorhoofd: hij was zooveel ouder dan zij. --Ik ben heel blij, dat jullie van me houden! sprak zij. Tot morgen dus, adieu. Hij ging, zij bleef alleen. Als atomen, die vervlogen, schenen hunne woorden nog hier en daar te drijven in de stilte. Toen werd die stilte volkomen en Cecile bleef roerloos zitten, leunende in de drie kussentjes der chaise-longue, zwart in haar krip, als eene schaduw tegen het licht der lamp, de oogen voor zich uit turend. Om haar heen zonk een vage droomerij neer, als met lichte wolkjes, waarin gezichten even opgluurden, waaruit gezegden zacht afklonken, zonder logischen gang, in een doelloos warrelen van herinnering. Het was de droomerij van eene, wie geene obsessie van wat ook op de hersens licht, obsessie noch van geluk, noch van smart, droomerij van een geest vol stille lichtheid, als vol van een wijd, stil grijs Nirwana, waarin alle moeite des denkens vervloeit en de gedachte slechts wat terug-dwaalt over indrukken van vroeger, ze plukkende hier en daar, zonder keuze. Want de toe
PREV.   NEXT  
|<   4   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28  
29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   >>   >|  



Top keywords:

dagboek

 
morgen
 

droomerij

 

lachte

 

waarin

 

obsessie

 

zonder

 

somber

 
stilte
 

schouders


vroolijk

 

longue

 

chaise

 

kussentjes

 

schaduw

 
lichte
 

wolkjes

 

turend

 
leunende
 

roerloos


atomen

 

vervlogen

 

schenen

 

alleen

 
houden
 

woorden

 

volkomen

 

Cecile

 

belletrie

 

drijven


zitten

 

waaruit

 
moeite
 
denkens
 

vervloeit

 

Nirwana

 

lichtheid

 

gedachte

 

slechts

 

plukkende


vroeger

 
dwaalt
 

indrukken

 

stille

 

afklonken

 

logischen

 

gezegden

 

opgluurden

 
jullie
 
doelloos