trilling der vingeren.
--Ik ben uit de stad geweest, begon hij.
--Dat hoorde ik ...
--Heeft u het goed gemaakt, al dien tijd?
--Dank u, heel goed.
Hij vond haar wat bleek, met een zweem van lichtblauw onder hare oogen
en eene matheid in hare bewegingen. Maar hij besloot, dat het misschien
niets bizonders was of dat zij bleek scheen in de melkblankheid dier
zacht-witte stof, als zijdige wol, zooals haar middel nog tengerder was
in het getrek der echarpe om hare leest, met eene lange, witte franje,
die voor hare voeten viel. Zij zat alleen met Christie, op zijn bankje,
zijn hoofdje in haar japon, een prentenboek op zijne knietjes.
--U is net een madonna met een Kindje! zei Quaerts.
--Mijn kleine Dolf is gaan wandelen met zijn peetoom, sprak zij,
stralend ziende op haar kind en het lichtjes wenkend ...
Het stond op en, verlegen, ging het naar Quaerts en bood, met zijn
schuin hoofd, een handje. Quaerts tilde hem op en zette hem op zijn
knie.
--Wat is hij licht, ce petit Jesus!
--Hij is niet sterk, sprak Cecile.
--U verwent hem te veel.
Zij lachte weer.
--Paedagoog! schertste zij. Waarom verwen ik hem?
--Ik vind hem altijd in uw rokken. Hij moest maar eens met me meekomen:
ik zou hem gymnastiek laten doen.
--Jules paardrijden, en Christie gymnastiek! lachte zij door.
--Ja ... sport, u weet het! schertste hij terug met een blik van
beteekenis.
Zij zag hem terug aan en sympathie lachte uit de diepte harer goudgrijze
oogen. Hij voelde zich gelukkig, en, met het kind op zijne knie:
--Ik kom u biechten ... madonna!
Toen, schrikkende, zette hij het kind in eens van zich af.
--Biechten?
--Ja ... Christie, ga terug naar mama. Ik mag je niet bij mij houden.
--Jawel! riep Christie met verwonderd groote oogen en greep het koordje
van zijn lorgnet.
--Le petit Jesus vergeeft te vroeg! sprak Quaerts.
--En ik, heb ik iets te vergeven? vroeg zij.
--Ik zou gelukkig zijn, als u het zoo beschouwde.
--Biecht dan.
Le petit Jesus ... aarzelde hij.
Cecile stond op; zij nam het kind, kuste het en deed het zitten op een
stoel bij het raam, met zijn prentenboek. Toen kwam zij terug naar de
chaise-longue:
--Hij zal niet hooren ...
En Quaerts begon zijn verhaal, kiezende zijne woorden; hij sprak van de
jacht, van de rospartijen en de boerin, en van Brussel. Zij luisterde
vol aandacht, in hare oogen een angst voor dat levensgeweld, waarvan de
echo zijne woorden doorbruiste, ware het
|