FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   >>  
en maar heel bleek zag hij het pad schemeren voor hunne voeten; boomstammen schuurden zij rakelings aan. --Ik zie niets! sprak Cecile lachend. Ziet u den weg? --Vertrouw maar op me: ik zie heel goed in het donker, antwoordde hij. Ik heb de oogen van een lynx ... Stap voor stap gingen zij voort en zij gevoelde eene zoete vreugde zich te laten leiden door hem; zij klemde zich vaster aan zijn arm, zeide lachend dat ze bang was en dat ze heel bang zou zijn, als hij haar nu in eens losliet. --En als ik nu in eens wegliep en u liet staan? schertste Quaerts. Zij lachte, zij smeekte lachend, dat hij het niet doen zou. Toen zweeg ze, boos op zichzelve, dat ze gelachen had; een last van weemoed bezwaarde haar om haren scherts en gelach. Ze gevoelde iets, als was ze dat onwaardig, waarvan zij zoo even in glanzen lichts ontvangen was geworden. En ook in hem was weemoed: de weemoed, dat hij haar leiden moest door duisternis, over onzichtbare paden, langs rijen van onzichtbare boomstammen, die haar schrammen en kneuzen konden, dat hij haar leiden moest door een donker bosch, door eene zee van zwart, door eene inkt-duistere sfeer, terwijl zij terugkwamen van den hemel, waar alles licht en alles geluk was geweest, zonder weemoed, en duister. En zoo, in dien weemoed, zwegen zij, tot zij op den grooten weg waren, den ouden Scheveningschen weg. Zij naderden de villa. Er ging een tram voorbij; twee, drie wandelaars liepen daar: het was een mooie avond. Hij bracht haar thuis en wachtte, tot, op zijn bel, geopend zou worden. De deur bleef lang dicht, hij drukte intusschen vast hare hand en onwillekeurig deed hij haar een beetje pijn. Greta was zeker in slaap gevallen, meende ze: --Bel nog eens, wil u? Hij belde weer en luider; de deur werd nu na een oogenblik geopend. Zij bood hem ten tweede male de hand, met een glimlach. --Adieu, mevrouw! groette hij, terwijl hij nu heure vingers eerbiedig aannam en zijn hoed oplichtte, en nu, nu hoorde zij den klank zijner stem, den klank van weemoed ... * * * * * HOOFDSTUK V. I. Toen wist zij het, den volgenden dag, toen zij alleen zat en nadacht, dat de sfeer van het geluk, van het hoogste en lichtste, niet betreden, mag worden, dat ze slechts tot ons stralen mag als eene zon en dat wij er niet in mogen gaan, in hare heilige zonnekern. Zij hadden dat gedaan ... Lusteloos zat zij; de kinderen waren bij haar, Christie hing en
PREV.   NEXT  
|<   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   >>  



Top keywords:
weemoed
 

leiden

 

lachend

 
worden
 
terwijl
 
onzichtbare
 

boomstammen

 

geopend

 

donker

 

gevoelde


beetje
 
luider
 

meende

 

gevallen

 

bracht

 

liepen

 

wandelaars

 

wachtte

 

drukte

 

intusschen


onwillekeurig
 

heilige

 

volgenden

 
gedaan
 

hadden

 
zonnekern
 
HOOFDSTUK
 

alleen

 

slechts

 

stralen


nadacht

 

hoogste

 
lichtste
 
betreden
 

Lusteloos

 
kinderen
 

glimlach

 

mevrouw

 

groette

 

oogenblik


tweede

 

vingers

 
zijner
 

voorbij

 
hoorde
 
oplichtte
 

eerbiedig

 

aannam

 
Christie
 

losliet