waarin hij dwaalde.
--Ik begrijp u nog niet, ik ken u nog niet! sprak ze zachtjes. Ik zie u
nog niet ...
--Zou u er eenigszins belang in stellen mij te zien?!
--Zeker.
--Mag ik u dan van mij vertellen? Ik zou het gaarne doen, het zou mij
een groot geluk zijn.
--Ik zal heel graag naar u hooren.
--Een vraag vooraf: u houdt niet van menschen, die aan sport doen?
--Zeker wel; ik hou er veel van krachtsontwikkeling te zien, als ik er
zelve buiten ben. Daarom hou ik ook van naar een storm te hooren, als ik
zelve thuis ben. En ik kijk zelfs heel gaarne naar acrobaten.
Hij lachte even.
--Die sport was u toch in mij antipathiek?
--Waarom denkt u dat?
--Dat heb ik gevoeld.
--U voelt alles! zeide zij, bijna bang. U is een gevaarlijk mensch,
hoor.
--Dat denken er heel veel. Mag ik u zeggen, waarom ik geloof, dat mijn
sport u antipathiek was?
--Ja.
--Omdat u dien niet in _mij_ begreep; ook al zag u me misschien aan, dat
ik er veel aan doe.
--Ik begrijp u in het geheel niet.
--Juist ... Maar laat me toch niet zoo over mezelven praten; ik praat
liever over u.
--En ik liever over u. Wees dus nu voor de eerste maal galant tegenover
me en spreek ... over uzelven.
Hij boog met een lachje.
Als u me dan niet pedant vindt.
--Ach wel neen. U zou me van u vertellen. U begon met te spreken over
sport ...
--U helpt me op den goeden weg ... Zou u kunnen begrijpen, dat er twee
menschen in me zijn?
--Twee menschen?...
--Ja. Mijn ziel, die ik beschouw als mijn eigenlijke mensch en dan ...
dan nog iets anders.
--En wat is dat andere?
--Iets leelijks, iets gemeens, iets brutaal primitiefs. Het beest, in
een woord.
Zij haalde lichtjes hare schouders op.
--Wat maakt u uzelven zwart. Zoo iets is er in iedereen!
--Ja maar, mij hindert het meer dan ik u zeggen kan. Ik lijd er onder;
dat beest doet mijn ziel pijn, nog meer pijn, dan de heele wereld haar
pijn doet. En weet u nu waarom ik me vooral bij u voel, alsof ik veilig
ben? Omdat ik bij u dat beest niet voel ... Laat mij nog even praten,
laat me even biechten, het doet me zoo weldadig aan, u dat alles te
vertellen. U dacht, dat ik u maar viermaal gezien heb? Maar ik heb u zoo
dikwijls gezien, vroeger, in de comedie, op straat, overal. Het was me
altijd wel vreemd, dat ik u zag in het leven. En als ik dan naar u keek,
dan voelde ik iets, alsof ik tot iets mooiers werd opgenomen. Ik kan het
niet beter uitleggen. Er is iets in uw gez
|