Chimborassa's te maken door 't uitkramen van de
gissing dat er zeker wel hier of daar 'n spleetje zal wezen in den
Montblanc. Hun praatjes, al of niet steunende op 'n zinneloos
spreekwoord, zyn oneerlyk, en moeten hoofdzakelyk strekken om den tol
van hulde uittewinnen, dien ze hun meerdere schuldig zyn. Wie wat wil
afdingen op den roem van COLUMBUS, moet bewyzen dat hy Amerika niet
ontdekte. Niet hopen, wenschen of veronderstellen, niet verzinnen of
insinueeren, niet _lasteren_ vooral, dat de knecht van dien "grooten
man" zeker wel iets kwaads van hem zal geweten hebben. Naar de keuken
met zulk gewawel!
* * * * *
Tot m'n groot genoegen neem ik nu afscheid van dat spreekwoord en die
huilende kamerdienaars. De zin waarin ik voor die uitweiding 't
woordjen _al te naby_ gebruikte, was anders. Ik bedoelde de _optische_
fout die 't gevolg is van te naby zien. Even als er tot het juist
beoordeelen van schilderstukken, zeker punt is waar de toeschouwer
zich plaatsen moet, zoo ook behoort de _mens_ te worden waargenomen op
zekeren afstand, klein of groot naarmate van de breedte der trekken
waarmee de Natuur z'n ziel geteekend heeft. Wie dezen regel uit het
oog verliest, zou gevaar loopen een Rembrand grof te vinden en
miniatuurtjes in 't geheel niet te zien. Maar de hoedanigheden van 'n
_mens_ zyn ingewikkelder dan van 'n schilderstuk, en daarom is de
bepaling van 't juiste standpunt waarop de beoordeelaar zich te
plaatsen heeft, zooveel moeielyker. Bovendien ... die beoordeelaar is
soms, dikwyls, _altyd_ misschien, eenigszins _mededinger_. Z'n _eigen
fouten_, en niet altyd die van 't beschouwd voorwerp, staan dikwyls
zyn oordeel in den weg.
Met die fouten bedoel ik nu niet den voor 't oogenblik afgehandelden
nyd, al blyft het waar dat die pest 'n hoofdrol speelt in de
antichambre van de wereld. Neen, met den besten wil en zonder
boosaardig opzet, is de meerderheid--die uit den aard der zaak _niet_
uit "groote mannen" bestaat--tot onjuist oordeel gedwongen, omdat zy
'n verkeerden maatstaf aanlegt. De teleurstelling by het van _te_ naby
zien der personen die voor uitstekend doorgaan, behoeft volstrekt niet
gegrond te wezen op hun verkeerdheden. Ze is vaak, of kan zyn, 'n
gevolg hunner afwyking van 't ideaal dat de beschouwer zich zeer
willekeurig van uitstekendheid geliefde te vormen, 'n ideaal dat--vreemd
genoeg voor den allergewoonsten bron waaruit het voortvloeit--steeds
zondigt door opges
|