spreekwoord. Goed! Die
zin zal wel wezen dat zoo velen--of allen?--die voor groot doorgaan,
van naby bezien ...
Het doet me leed, hier 't woordje "van naby" te moeten gebruiken,
omdat juist in de verondersteld-onjuiste opvatting daarvan, de oorzaak
ligt die me zoo-even deed verklaren dat ik in myn redeneering over de
fout van _te naby_ zien, geenszins het oog had op dat armzalige
keukenmeiden-spreekwoord. Ik zal dus wel genoodzaakt wezen daarop
terugtekomen, en neem voorloopig dat "van naby zien" in den gewonen
zin.
"Velen--of allen?--die _in de verte_ groot schynen, blyken _van naby
gezien_ niet groot te wezen?"
Is _dit_ de beteekenis van 't spreekwoord? Dan begryp ik 't alweer
niet. Met dat "schynen" immers hebben we niets te maken. "In de verte
zien" zou dan, beter uitgedrukt, beteekenen: _verkeerd zien_. En: "van
naby beschouwd" had de kracht van: _goed_ beschouwd. De heele zin kwam
dan hierop neer, dat 'n zaak, _terdege_ bekeken, zich anders voordoet
dan _verkeerd_ gezien. Het is voor de wysheid der volkeren te hopen
dat er in dat spreekwoord 'n eenigszins dieper bedoeling ligge. Om met
alle welwillendheid die bedoeling optesporen, doen we nu ook van 't
ontleden der overdrachtelyke beteekenis afstand, en brengen de zaak
over in het stellige, in 't konkrete. De zin van 't spreekwoord zou
kunnen zyn:
"Wie in 't publiek menslievendheid predikt, is _van naby gezien_--d.i.
alweer: _goed_ beschouwd--'n barbaar."
Dat "prediken" hoort er niet by. De vraag is niet wat iemand preekt,
spreekt of verkondigt--tenzy in de gevallen waar 't woord de waarde
van 'n _daad_ heeft--we moeten weten wat de man _is_, die men
onderwerpt aan de vuurproef der beschouwing _van naby_. Voor-zoo-ver
alweer dat "van naby" beteekent: _terdege, nauwkeurig_, zouden we hier
alzoo de volkerenwysheid betrapt hebben op 'n orakelspreuk van de
soort als: _wie zoo is, is anders_. Q. A.
Om onze welwillendheid ten aanzien van 't kreupele praatje ten top te
voeren, willen we nog 'n poging wagen om het te verheffen tot iets
begrypelyks. Laat ons aannemen dat wy in de toepassing mogen gebruik
maken van mitigeerende bywoordjes. _Het gebeurt wel eens_ dat iemand
die ... enz. "_Somtyds_ is de man die zich in 't publiek voordoet als
... enz. _Er zyn voorbeelden_ van moralisten, wier zeden ... enz.
Alweer klaag ik hier over gebrek aan diepte. Men zal erkennen, hoop
ik, dat al die praatjes neerkomen op de _palisse_-waarheid dat sommige
zaken en pers
|