or
afdoende hield, (IDEE 689) kom ik daarop niet voor m'n genoegen terug.
Maar 't moet wel, omdat me telkens blykt dat er nog altyd 'n gansche
bende kamerdienaars heel wanhopig loopt te zoeken naar 'n groot man.
Eilieve, als die verweesde lakeien-_zelf_ eens die funktie op zich
namen? 't Is waar dat ze dan zouden moeten beginnen met 'n eind te
maken aan hun knechts-praatjes. De gaping die daaruit te voorzien was
op de programmen van _Letterkundige Kongressen_, moest dan maar in 's
hemelsnaam worden aangevuld met iets degelyks.
_Voyons_! De grootemannigheid schynt ... 'n hoedanigheid te wezen. We
slaan de definitie over, en nemen gemakshalve aan, dat de jammerende
knechts 't daarover onderling eens zyn. Ook dat _ik_ 't met hen eens
ben ... wat veel gehoopt is, want: 1. Ik weet niet wat men onder 't
woord "groot man" verstaat. 2. Als ik 't wist, zou ik zeker moeite
hebben m'n opinie duidelyk te maken aan 't volkje dat gewoon is in 't
kleine te wroeten. 3.... maar genoeg! We zullen ons aanstellen, alsof
ik, wy, zy, allemaal verstand hadden--en 't zelfde verstand--van
grootemannigheid. Deze hoedanigheid dan moet het eigendom, het
kenschetsende, de eigenaardigheid wezen van 'n _mens_, niet waar? Men
kan dus zeggen: "A is 'n groot man" even als men verzekeren kan dat B
blond is. Van welke kracht nu zou de tegenwerping wezen: niemand is
blond voor z'n keukenmeid? Beteekent dit, dat de blondheid van B in
twyfel getrokken of ontkend wordt? Me dunkt dat deze twyfel of
ontkenning zich anders moest openbaren. Het aanduiden immers van 'n
byzondere personensoort die B's blondheid _niet_ waarneemt of erkent,
schynt de meening in zich te sluiten dat B wel blond is voor alle
anderen. Wat is hier de bedoeling van 't woordje: _voor_? Men _is_
iets, of men is 't _niet_. Wil 't hier zeggen: "_in de oogen van_?"
Maar ... de schuld kan aan die oogen liggen, en 't spreekwoord moet
dan veranderd worden in: "keukenmeiden kunnen geen _blond_ zien." Arme
keukenmeiden! Of zou de wysheid der volkeren bedoeld hebben _dat er
geen blonde menschen zyn_? Waartoe dan die keukenmeid er bygehaald?
Men zou toch niet in 't hoofd krygen te zeggen: "voor _die, die_ of
_die_ bestaat er geen cirkelkwadratuur, geen _perpetuum mobile_" alsof
die dingen er wel waren voor 'n ander.
Een welwillende huisgenoot die me over den schouder ziet, blaast my in
't oor dat ik hier moet afstappen van de _letterlyke_ beteekenis, om
overtegaan op den vermoedelyken _zin_ van 't
|