ij begreep, dat hij slechts zoo sprak om te toonen,
dat zelfs geen familiebetrekking hem kon bewegen zijn oprechte
meening te verzwijgen. Zij kende deze eigenschap van haar echtgenoot
en waardeerde die.
"Maar ik verheug mij toch, dat alles zoo gelukkig is afgeloopen en
gij weer hier zijt," ging hij voort. "Maar wat zeiden ze daar ginds
van de nieuwe dienstregeling, die ik hier in den senaat heb doorgezet."
Anna had niets van deze dienstregeling gehoord en schaamde zich,
dat zij iets, dat voor hem zoo belangrijk was, zoo geheel had kunnen
ignoreeren.
"Hier is er integendeel veel over gesproken," zeide hij met een
glimlach van zelfvoldoening.
Zij bemerkte, dat hij naar een gelegenheid zocht om haar iets van
deze voor hem zoo aangename zaak te vertellen, en nu bracht zij er
hem door haar vragen toe haar met hetzelfde vergenoegde lachje de
ovaties te beschrijven, die men hem naar aanleiding van die hervorming
gebracht had.
"Dat heeft mij veel, zeer veel genoegen gedaan, want het bewijst,
dat men ook in dat opzicht tot een beter inzicht begint te komen."
Nadat hij een tweede glas thee had gedronken, stond hij op om zich naar
zijn kamer te begeven. "Gij zijt in het geheel niet uitgegaan? Hebt
ge u dan niet verveeld?" vroeg hij nog.
"O neen," antwoordde zij, eveneens opstaande en hem door de zaal naar
zijn kamer begeleidend. "Wat leest ge nu?" vroeg zij.
"Duc de Lille: Poesie des enfers," antwoordde hij: "een zeer goed
boek."
Anna glimlachte, zooals men om de zwakheden van een geliefd persoon
kan glimlachen. Zij kende zijne hem tot behoefte geworden gewoonte,
's avonds te lezen; zij wist, dat hij, hoewel zijne ambtsbezigheden
zijn geheele kracht in beslag namen, het zich ten plicht stelde,
al wat op geestelijk gebied verscheen te volgen en in het oog te
houden. Zij wist ook, dat hij slechts in wijsgeerige, staatkundige
en theologische geschriften belang stelde en dat hij uit zijn aard
weinig voor de kunst gevoelde; maar desniettemin of juist deswege
liet Alexei Alexandrowitsch niets voorbij gaan, wat op dat gebied
opgang maakte en achtte zich verplicht alles te lezen. Op wijsgeerig
en staatkundig gebied twijfelde en onderzocht Karenina, maar in kunst
en poezie en vooral ten opzichte van muziek, waarvan hij volstrekt
geen begrip had, had hij zich bepaalde en onveranderlijke inzichten
eigen gemaakt. Hij hield er van over Shakespeare, Rafael, Beethoven,
over de nieuwere richtingen in de kunst en poezie en zoo
|