FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30  
31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   >>   >|  
en tikte Johannes met de Irisbloem, die hij in de hand had, op de wang. 'Zij vindt het niet goed dat ik bij u gekomen ben. Gij zijt de eerste. Maar ik vertrouw u, Johannes. Gij moogt nooit, nooit aan een mensch mijn naam noemen of over mij spreken. Belooft gij dat?' 'Ja, Windekind,' zei Johannes. Het was hem nog zoo vreemd. Hij voelde zich onuitsprekelijk gelukkig maar vreesde zijn geluk te verliezen. Droomde hij? Naast hem op de bank lag Presto kalm te slapen. De warme adem van zijn hondje stelde hem gerust. De muggen krioelden op het watervlak en dansten in de zoele lucht, evenals gewoonlijk. Het was alles zoo klaar en duidelijk om hem heen. Het moest waarheid zijn. En altijd voelde hij dat Windekinds vertrouwelijke blik op hem rustte. Daar klonk weer de zoet-ruischende stem: 'Ik heb u vaak hier gezien, Johannes. Weet ge waar ik was? Soms zat ik op den zandgrond van den vijver tusschen de dichte waterplanten en zag naar u op, als ge over het water heenboogt, om te drinken of om de watertorren en salamanders te bekijken. Maar mij zelven zaagt gij nooit. Dikwijls ook keek ik naar u uit het dichte riet. Daar ben ik heel veel. Daar slaap ik meestal, als het warm is. In een leeg karkietennest. Ja! dat is heel zacht.' Windekind wiegde vergenoegd op den rand van de boot en sloeg met zijn bloem naar de muggen. 'Nu kom ik u wat gezelschap houden. Het is anders zoo eentonig, uw leven. Wij zullen goede vrienden zijn en ik zal u veel vertellen. Veel beter dingen dan de schoolmeesters u wijs maken. Die weten er volstrekt niets van. En als gij mij niet gelooft, zal ik u zelven laten zien en hooren. Ik zal u meenemen.' 'O, Windekind! lieve Windekind! kunt gij mij daarheen medenemen?' riep Johannes, en wees naar den kant, waar zooeven het purper licht van de ondergaande zon uit de gouden wolkenpoort gestraald had. Reeds ging het heerlijk gevaarte in grijze nevelen vervloeien. Toch drong de bleekroode glans nog uit de verste diepte te voorschijn. Windekind staarde in het licht, dat zijn fijn gezichtje en zijn blonde haren verguldde, en schudde zachtkens het hoofd. 'Nu niet! nu niet! Johannes. Ge moet niet dadelijk te veel vragen. Ik zelve ben nooit nog bij Vader geweest.' 'Ik ben altijd bij mijn vader,' zeide Johannes. 'Neen! dat is uw vader niet. Wij zijn broeders, mijn Vader is ook de uwe. Maar uw moeder is de aarde en daarom verschillen wij veel. Ook zijt ge in een huis bij menschen geboren en ik in een windekelk.
PREV.   NEXT  
|<   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30  
31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   >>   >|  



Top keywords:

Johannes

 

Windekind

 

dichte

 

muggen

 

zelven

 

altijd

 
voelde
 

daarom

 

schoolmeesters

 

meenemen


hooren

 

moeder

 
dingen
 

gelooft

 

volstrekt

 

verschillen

 

eentonig

 
eerste
 
windekelk
 

anders


houden

 
gezelschap
 

geboren

 
zullen
 
vertellen
 

daarheen

 

vrienden

 

menschen

 
gezichtje
 

blonde


staarde

 

verste

 

diepte

 

voorschijn

 

verguldde

 

schudde

 

dadelijk

 

vragen

 

zachtkens

 
bleekroode

ondergaande

 
gouden
 

wolkenpoort

 

purper

 
geweest
 

zooeven

 

broeders

 

grijze

 
nevelen
 

vervloeien