opgeteekend, worden uitgegeven; wel heeft Landstad de taal
geaerchaiseerd, maar hierdoor zijn de gedichten niet meer algemeen
toegankelijk geworden. Ook door andere oorzaken zijn zij moeilijk te
verstaan. De overlevering is veelal gebrekkig; vele plaatsen zijn reeds
voor de mededeelers niet helder geweest. De omvang der beide uitgaven is
veel geringer dan van die der sprookjes; blijkbaar was, reeds toen de
opteekening begon, van de volksliederen veel vergeten, terwijl de
sprookjes en sagen zich nog in levendigen bloei verheugden. Noorwegen
staat hier ver bij Denemarken achter, waar zooveel volksliederen in een
veel vroegere periode (de 16e eeuw) zijn opgeschreven.
Niettemin hebben de liederenverzamelingen, met name die van Landstad,
niet uitsluitend wetenschappelijke beteekenis gehad. Al zijn de
gedichten niet de lectuur van het groote publiek geworden, de dichters
hebben ze gelezen, en een tijd lang hebben zij op de poezie in hooge
mate bevruchtend gewerkt. De invloed, die op deze wijze van Landstads
uitgave is uitgegaan, zal verderop in dit werk ter sprake komen.
Komen wij tot de zelfstandige dichters der romantiek, dan moet in de
eerste plaats, reeds om chronologische redenen, Welhaven genoemd worden.
Na de daemringsfeide[10] zweeg hij tot 1839; toen gaf hij een bundel
_Digte_ uit. Later verschenen _Nyere Digte_ 1845, _Halvhundrede Digte_
1848, _Digte_ 1851, _Digte_ 1860, eindelijk nog _Sidste Digte_ (van 1860
tot 1866). Deze bundels houden de belangrijkste lyriek in, die de eerste
helft der eeuw heeft voortgebracht.
De bundel van 1839 toont nog geen sporen der romantiek, maar toch
ontmoeten wij daar een anderen Welhaven dan in 1834. Men kan den inhoud
naar de stof in enkele groepen verdeelen, en ieder van deze vindt haar
naaste verwanten in de volgende bundels; slechts komt er later een nieuw
element bij.
Vooreerst zijn er de mythologische gedichten. Deze knoopen, wat hun
gedachteninhoud betreft, aan bij den litterairen strijd der vorige
periode. Maar zij verwijderen zich verder van het moment van den strijd
en krijgen zoodoende een meer algemeene strekking; de inhoud wordt
lyrisch-philosophisch. Het kortst bij den strijd staat _Vidar_. _Vidar_
is de naam van een zoon van Odin, die in de Noorsche mythologie bij het
einde van de wereld het monster Fenrir zal verslaan. _Vidar_ was ook de
naam van een studentenverbond, waartoe Welhaven behoorde. De gedachte
van het gedicht is, dat men den strijd niet op zal geve
|