ver Noorsche taalhervorming[3], en de practijk
tracht hij daarbij aan te passen. De taal van Welhaven is Deensch als
die der vorige periode. Maar in meesterschap over den vorm wint hij het
verre van Wergeland. Zijn kritische geest liet hem niet alleen bij de
gebreken van anderen stilstaan; hij was ook niet snel tevreden met zich
zelf; hij werkte lang aan zijn gedichten en liet ze niet drukken,
wanneer zij maar half af waren.
Welhavens hekeldicht is uit eene reine bron voortgekomen; het is door
verontwaardiging ingegeven. De satyrische ader had hij, maar zij
vloeide slechts, wanneer de daartoe noodige stemming gewekt was. Hij
had ook eene andere zijde. Wanneer zijn spotzucht niet gaande gemaakt
werd, was hij zachtmoedig en tot melancholie geneigd. Deze zijden van
zijn karakter komen vooral op den voorgrond in zijne productie gedurende
eene volgende periode en onder den invloed van nieuwe
gedachtenstroomingen.
FOOTNOTES:
[Footnote 2:
Hvad nu er Ord skal engang vorde Daad,
hvad nu er taust skal finde starke Munde
i Thingets Sale og i Templets Buer;
hvad nu er Larm skal blive vise raad,
og vis'ne ho'der byttes om med sunde--
hvad nu er Glimt skal engang vorde Luer!
]
[Footnote 3: _Om norsk sprogreformation_. Een voorganger had Wergeland
hier in J.A. Hielm (1831), wiens denkbeelden hij verder ontwikkelt.]
HOOFDSTUK II.
ROMANTIEK.
1. _De volksromantiek_.
Omstreeks 1840 breekt voor de Noorweegsche poezie eene bloeiperiode aan.
Het is de romantiek, die haar intocht houdt[4]. De vorige periode leefde
in denkbeelden, die stamden uit het tijdvak der verlichting en der
Fransche revolutie. Zij waren naar Noorwegen overgebracht en hadden daar
een patriotsche tint gekregen, maar zij verloochenden toch hun oorsprong
niet. Men sprak veel van de rechten van het volk, maar van hetgeen in
het volk zelf omging, droeg men toch geen kennis. Hierboven werd er
reeds op gewezen, dat de 'odelsbonde' wel geroepen geacht werd, om te
regeeren, maar dat men tegelijk overtuigd was van zijne diepe
onwetendheid. Deze te overwinnen was de eerste taak van wie het met de
toekomst van land en volk goed meende. Maar nu werd dit anders. De
romantiek vlucht uit de wereld naar den eenvoud en de stilte der natuur,
en daar ontdekt zij den boer, niet als nieuwen of toekomstigen
machthebber, maar als drager van oude tradities, die in haar oogen,
juist doordat hij met de cultuur niet in aanraking geweest is,
|