uten!" antwoordde de meid.
--Hawel, as ge gedoan het komt in huis om mij 't helpen schuren!"
Standje wist niet wat hij hoorde. Stomverbaasd keek hij op. Wat?
schuren op een woensdag! He... zou zelfs Cordula, ter eere van de
komst van 't nichtje...! Standje, zonder verder te aarzelen, draaide
met den tieprie om den hoek der "loeze" en beval Pierken hem van
onder tot boven af te borstelen, te wasschen en op te poetsen.
* * * * *
Even voor zes uur dien avond was Standje met den "tieprie" aan het
kleine station. Bello, de mooie, bruine merrie stond er voor
gespannen, en Standje had er wel wat last mee, want het beest was
schichtig, niet gewend aan drukte en vooral niet aan het ruischend
gedonder der treinen. Twee snorden er voorbij terwijl 't gespan daar
wachtte en telkens moest Standje naar de teugels springen en het
wild-snuivend en trippelend beest met zachte woorden en streelende
klapjes op den hals bedaren. "Hou hou, Belleken, hou hou, Belleken!"
suste Standje bezorgd, onder de ietwat spottende blikken en grappige
opmerkingen van een paar toeschouwers; en 't begon hem wel wat te
spijten dat hij niet in plaats van de hitsige merrie, den kalmen,
grijzen ruin genomen had, zooals Belzemien en Coben hem hadden
geraden. Maar de ruin liep zoo traag en de merrie zoo vlug en Standje
wilde wel graag een beetje levendig rijden met Leontientje.
Eindelijk werd de fransche trein aangekondigd. Aan beide kanten
van den spoorweg zakten de sluitboomen, als twee lange, dunne,
strakke armen zonder handen neer, een horen toeterde, een electrisch
belletje rinkelde, een man kwam met een vuilrood vlaggelapje op zij
van het wachthuisje staan.
--Hou hou, Belleken! Hou hou, Belleken!" paaide Standje, de merrie
bij den breidel vasthoudend.
Daar naderde de trein! Ruischend, stoomend, proestend, met een
enorm hooge en zware locomotief, kwam hij langzaam uit een bocht
voor 't kleine station gereden.
--Hou hou, Belleken! Hou hou, Belleken!" herhaalde Standje steeds
dringender, terwijl hij, sussend, klapstreelend op de sidderende
manen, met gretige oogen naar den langen zwarten trein het hoofd
omwendde.
De remmen knarsten, portieren vlogen open, reizigers kwamen
uitgebrokkeld, liepen haastig uit elkaar.
--Hou hou! hou hou! hou hou!" ging aldoor Standje, angstig dat hij
haar wellicht in het gewoel niet zien of herkennen zou. Maar
plotseling ontwaarde hij, vooroverhellend over een nog dicht portier
|