t water, gevoed door het water, heeft hij de zachte
zwaarte van het water zich eigen gemaakt, dat geluidloos nadert en
onder zijn kleurrijke oppervlakte vreemde werelden verbergt.
Met zijn glad rond gezicht, zijn naar de mode van Lodewijk XI geknipte
haren, zijn dikke handen en zijn beenen in een wijde broek, lacht de
Hollander zelden of nooit, schreeuwt nimmer, vecht niet met woorden
en schijnt in zijn ernstigen blik een wereld van gedachten of van
nevelachtig gepeins te weerspiegelen.
Rossig in de rossige omgeving, rookte de symbolische brugwachter
zijn pijpje, onbekommerd om de overdenkingen, waarin zijn beeld mij
dompelde. Toen het schip voorbij was, draaide hij een ijzeren kruk om,
en de toegang was weer open.
Dit hoekje van de stad was nog stiller dan het overige. Een peinzende
moeder liep er met haar kleinen jongen, die in een doek gewikkeld was,
en geen ander levend wezen was er te zien, geen geluid te hooren dan
het geklepper van den nabijzijnden molen.
De volgende dag was een Donderdag, marktdag te Middelburg. De zon
weigerde mij niet alles op mijn smeekingen en tintte rose de jagende
wolken, die uit den Oceaan gekomen waren. Ik ontbeet vlug met eieren en
ham, verkwikte mij met thee en bereikte de Groote Markt, het tooneel
van den handel.
Drie of vier verplaatsbare winkels, een stroom van boeren en boerinnen
en wagens met witte kappen bewees, dat er wel lust was om zaken te
doen; maar ik zocht overal tevergeefs naar de menigte, die er moet
wezen om aan den straathandel levendigheid te schenken.
In Zeeland is er om zoo te spreken noch landbouw noch industrie. Bij
gevolg kan men er niet uitstallen, als bij ons, die hoopen groenten,
eieren, vruchten of bloemen, waar omheen de huisvrouwen zich
verdringen.
In Zeeland produceert de boer niet veel anders dan melk, boter,
beetwortels en aardappels. De melk en de boter worden bij de klanten
thuis gebracht door de boerinnen, zooals wij reeds hebben gezegd. De
beetwortels gaan per schip naar de fabrieken.
Te spreken van een "markt" voor die wekelijksche bijeenkomst die ik
bijwoonde en die nog voortdurend blijft bestaan, zou eigenlijk minder
geschikt zijn. Onder voorwendsel een paar kilogrammetjes boter te
verkoopen, komen de brave luidjes in de stad hun wekelijksch uitstapje
maken, om er kennissen te ontmoeten, enkele inkoopen te doen, pijpjes
te rooken voor het stadhuis en met de handen in de zakken te droomen
in een herberg, waar een biljard staat, zi
|