ttend achter een groot glas
bier en luisterend naar het droge geluid der ballen, door zwijgende
spelers bewogen.
Welk een kalmte! Dit volk, met meel en vet gevoed, heeft geen
zenuwen. Breed, zwaar, gezet zonder dik te zijn, herinneren die mannen,
die geen begrip van gebrek en ellende hebben aan chineesche bonzen,
in rieten stoelen gezeten, die langzaam onder hun bolle oogen hun
duimen draaien boven hun buik in stille overpeinzing, zonder op den
voortgang van den tijd te letten.
De mannen voegen zich te zamen op een hoek van de markt, om elkander
hun indrukken mee te deelen over den stand van beesten of beetwortelen
en over de gezondheid van hun kinderen. Op enkele vierkante meters
staan daar een heele menigte typen, die van vreugde kunnen doen
beven de afstammelingen van Teniers, Ostade en Potter, al die goede,
overleden schilders.
Groepen oude boeren met korte broeken, gebloemde kousen en hooge
ketelhoeden, wier kaalgeschoren gelaat door losse haarvlokken omgeven
is, voeren den geest naar voorbijgegane eeuwen.
Die oudjes zien er voor 't meerendeel gezond, maar zeer mager uit,
in tegenstelling met de dikke jongelui en aantoonend, dat juist zij
het oudst worden, die wat droog van spieren zijn.
Uit die algemeene zwaarwichtigheid moet niet worden afgeleid,
dat de intellectueele vermogens beperkt zijn. De Hollander is goed
onderwezen; hij leest wel niet veel, maar onthoudt, wat hij leest. Zijn
goedaardigheid en stugge, massieve manieren zijn dikwijls slechts iets
uiterlijks; men zou, eer men er te vast op bouwde, den onmerkbaren
glimlach moeten kunnen verklaren, die soms rimpels om de ronde, blauwe
oogen doet verschijnen en om de zachte, ongerimpelde monden. Hij heeft,
wat men noemt, den moed om tegen de dingen in te gaan, voortkomend uit
gezond verstand en uit berekening. De eeuwenlange strijd, ondernomen
tegen de zee en de vernielende rivieren, heeft hem groote volharding
geschonken en een onbegrensd geduld, een echte kracht van inertie. Hij
is werkzaam, maar die activiteit is niet onstuimig en wordt aan den
dag gelegd in stillen, geregelden, volhardenden arbeid.
Spaarzaam is hij ook, en in dagen van overvloed blijft hij zuinig;
grootheid en ijdelheid toont hij alleen bij groote gelegenheden,
openbare inschrijvingen, bruiloften of kermissen.
Als een hollandsche boer zijn dochter uithuwelijkt, geeft hij een
gastmaal van stavast. Oudtijds waren de feesten bij bruiloften
zoo algemeen in de zeden doorgedrongen
|