m niet te hulp was
gekomen.
De krachten van de zee en die van het stroomende water, de neiging der
rivieren, om hun mondingen te laten verzanden, de hevigheid der winden
en de overvloed van regen, van watertoevoer bij den voorjaarsdooi,
deden de drie rivieren zwellen en buiten haar oevers treden, waarbij
zij in het land veel moerassen achterlieten en meren, die drooggemaakt
moesten worden en daarna door dijken moesten worden omringd.
De geschiedenis der overstroomingen in Holland is bijgevolg een
lange, treurige historie; zonder de Hollanders zou Holland er niet
zijn; zonder hun voortdurende waakzaamheid, zou het land weldra een
waterwoestijn wezen.
Van Middelburg in Zeeland tot Amsterdam en Hoorn wordt het land, dat
eindeloos vlak is, door tallooze kanalen doorsneden, door bruggen,
slooten, moerassen en sponzige weiden, waar de beesten soms tot de
knieen inzakken.
Men moet zich een reuzendambord voorstellen, in alle richtingen
doorsneden door waterwegen, waarin zich altijd wolken spiegelen en
kleurige huizen, dikwijls van hout opgetrokken, en molens en kudden.
Smalle wegen, met steenen geplaveid, loopen langs de groote kanalen
en brengen steden en dorpen met elkander in gemeenschap.
Weinig of geen landbouw. De veeteelt is voldoende en voedt den bewoner
met vette melk, met kaas en biefstuk.
Het water heerscht alom, het overweldigende water, het water, dat
rijst of daalt met de maan, en dat, zoo ver het oog reikt, zijn zacht
vloeiend reuzennet uitbreidt, waar altijd-door de schepen en de booten
en de eenden gaan.
De weide, van een wonderbaarlijk teeder groen, trekt bij den eersten
oogopslag de aandacht, breidt ver zich uit tot aan den grijzen horizon
en is bezaaid met pyramidevormige daken, met koeien en stieren van
onbegrensde en verbazende rustigheid, die de welriekende geuren
snuiven van de bloeiende grassen en hun tong laten strijken langs
het fluweel der zachte groenheid voor hen.
Het is eentonig, en die eentonigheid, verkwikkend voor het oog als
een licht gewasschen waterverfteekening, wekt indrukken van vredige
kalmte, welker afstraling men overal bespeurt, in de menschen zoowel
als in de dingen.
Zenuwlijders en zij, wier bitter verdriet of wier heftige
gemoedsopstand hen in onrust brengen, moeten hier bij 't dwalen langs
die duizenden van rimpellooze spiegels, te midden van die eindelooze
natuurlijke tapijten, hun hart tot rust voelen komen.
Ziehier een paar schetsen. Na een hevigen rege
|