ch steengroeven, noch wouden
in de buurt zijn. Een kolossale molen steekt er boven uit, niet ver van
de huizen met roode daken. Dat alles ziet er niet juist treffend uit,
doet ten minste niet bij den eersten aanblik verbaasd staan. De natuur
verzacht ook een beetje het bewijs der menschelijke energie, door elk
open plekje met gras te bekleeden; maar zij kan de zee niet beletten,
er onophoudelijk tegen aan te slaan, en als men zich keert naar de
vlakte, krijgt men een indruk van wat de zee heeft moeten afstaan.
Van Westkapelle naar Veere is niet ver, langs een goed onderhouden
weg. Te Veere is een oud kasteel in een hotel veranderd, onmiddellijk
aan het water gelegen. Een ronde toren is het eigenlijke hoofdblok van
het huis en dient als gezelschapszaal op de eerste verdieping. Hooge
vensters met diepe vensterbanken bieden een goede zitplaats, om den
strijd gade te slaan van de zonnestralen tegen de nevels en de wolken
en de schaduwen.
Bij het vallen van den avond vallen er subtiele, teedere kleuren in
de ruimte neer, en mooie lichteffecten worden verkregen; als dan de
avond en de nacht daar zijn, dansen overal op het water de lichtjes
en de vuren, teekenen zich eerst onduidelijk af, komen naderbij,
worden rooder, verdwijnen weer. Men hoort geen roeiriemen plassen,
noch geklepper van zeilen of liedjes van scheepsjongens, en 't is,
of het spookschepen zijn, die schatten van de diepten zoeken.
Te Veere nam ik den volgenden dag een vroege boot en voer naar
Zierikzee in een fijnen regen, wanhopig eentonig, een hollandschen
regen, die echter spoedig overging in dikke pijlvormige stralen,
met woeste vaart uit den hooge naar beneden schietend.
Ineengedoken in mijn regenmantel, onderging ik op stoicijnsche manier
den storm, kijkend naar de wagens, die weggezakt waren in den weeken
grond der velden en nu en dan omhoog gehaald werden door de krachtige
inspanning van paardenheupen en pooten, met vet slib bezoedeld.
Maar ten slotte werd het toch weer helder; ik besteeg mijn fiets en
rolde door het land, overal rondkijkend en tegen den wind in trappend.
Ik legde vele kilometers af, reed over ophaalbruggen en dammen, langs
weiden en stukken bouwland, door dorpen, die alle aan elkaar gelijk
waren, en kwam te Wemeldinge op den tijd toen mijn maag luide riep
om nieuwen voorraad.
Wemeldinge heeft een hoofdstraat, beplant met geschoren olmen. Geleid
door een klein meisje, kwam ik al gauw in 't eenige logement der
plaats.
D
|