. Met behulp van het woordenboek, dat ik uit mijn
tasch haal, geef ik haar te verstaan, dat ik een kamer noodig heb
en voedsel.
Zij brengt een vinger aan het voorhoofd: "Begrepen!" en gaat
heen. Zij komt eenige oogenblikken later terug met haar dochter,
ook groot en forsch, en begint opnieuw een gesprek. Ik leg voor het
meisje mijn wensch bloot, en beide zijn het geheel eens, zeggende:
"Begrepen!" Helaas!... het meisje gaat den vader halen, die ja zegt
op alles, wat ik aanwijs, steeds maar lacht en met het hoofd knikt op
de manier van porseleinen poppetjes. Wanhopig doe ik mijn mond open,
steek er den voorvinger al kauwend in, en buig mij over een tafel
met de oogen dicht.
Zij vouwen de handen, zijn verrukt en kijken elkander aan: "Wat is
die man toch gek en wat doet hij dwaas!"
"Begrepen, begrepen," zeggen ze, en verwachten misschien, dat ik
nog meer door gebaren zal aanwijzen; maar ik zeg bij mij zelven, dat
ik hier toch geen Kaffers of Berbers voor mij heb, en ik ga waardig
op een stoel zitten, de tong uitstekend als bewijs, dat ik wel zou
willen drinken.
Er wordt mij melk gebracht. De schemering wordt zwaarder. In de hoop,
dat ze wel wat voor mij zullen braden, ga ik uit. De wind is hevig,
blaast door mijn haren, en ik zie niemand buiten. Ik beklim het duin;
men kan er niet staan. De zee schuimt tegen de palen, geplaatst langs
de dikke steenen, die het zand moeten tegenhouden. In de verte vecht
een antwerpsche stoomboot tegen den wind en schuin waait haar rookpluim
achter haar aan.
Brr, wat is het koud! Ik ben wel genegen den lof der Zeeuwen te zingen
hier boven van mijn berg; maar de molen, die statig ronddraait ginds
aan 't eind van het dorp, schijnt mij uit te lachen met zijn groote,
zwaaiende armen.
Ik ga terug naar de "Roode Leeuw, logement en koffiehuis." De
biljardspelers zijn weggegaan. De baas rookt zijn pijp bij 't fornuis,
terwijl zijn dochter aardappelen zit te schillen.
De huisvrouw houdt mij haar vinger voor en wijst naar de deur van
een kamer. Ik geef gevolg aan die peremptoire uitnoodiging en vind
op een tafellaken een glas melk, twee eieren en kaas, bescheiden menu
van de kluizenaars uit Gallie in den tijd der barbaren.
Mijn maag voelde hol en leeg na zoo'n middag van beweging, en ik vroeg
luidop om meer. Er was niet meer. De vrouw keek mij met ontzetting
aan en stelde een nieuwe speech samen, waarvan ik niets begreep.
"Brood en melk, lief moeder", wees ik haar in het woordenboe
|