tond stil, nam van haar geverfde emmers
het deksel af, zag, dat ze niet vol waren, deed er een weinig bij van
't water, dat in vele tinten straalde, en zette haar weg voort.
In plaats van acht liters melk te verkoopen, verkocht ze er elken
dag twaalf en verborg in een laadje de opbrengst van haar list.
Het ging zoo goed, dat ze weldra een aardig spaarpotje had en de zoo
begeerde sieraden kon koopen. Zij was uitgelaten blij en kon niet
laten, toen ze uit de stad terugkwam, tegen haar slapen de mooie
sprieten te hechten en in het water te kijken als in een spiegel.
Helaas, toen zij zich bukte, om haar gelaat te zien, raakten de
krullen, die niet goed vastzaten, los en vielen in het stroomende
water.
Reneetje, op het gras gezeten, vervuld van spijt en boosheid
en teleurstelling, schreide heete tranen, tot de wind haar deze
verstandige woorden in het oor fluisterde:
"Wat uit het water komt, moet tot het water terugkeeren."
Er wordt niet bij verteld, of het jonge meisje den troost aanvaardde.
II
Ontmoeting op straat.--De mooie ruiter.--Teleurstellend
dejeuner.--Vader Kick.
Zoodra ze getrouwd is, na de uitbundige pret van de bruiloft, bergt de
boerin in de laden alle kleine sieraden en snuisterijen, waar zij zoo
op gesteld was als jong meisje. Het gebruik wil namelijk, dat zij er
ernstig ga uitzien, juist als de vrouwen, die geen veroveringen meer
willen maken, omdat ze een levensgezel hebben gevonden. Ze bewaren
alles voor haar dochters, als die op haar beurt, bij de eeuwige
herhaling der verschijnselen, een boer aan den haak moeten slaan.
Maar kom ... ik loop te lang in Zoutelande rond, luisterend naar den
wind, die mij deze vroolijke dingen vertelt tusschen twee duwen tegen
de wieken van den grooten molen.
Een melkboer, in zijn kar als een schuit, met een groot harig paard
er voor, gaat naar het veld, en zijn wagen verbreekt de stilte.
Elders ontmoet ik even buiten het dorp een miniem klein paartje,
jongetje en meisje. Zij, zeer moederlijk en grappig, beknort den
kleinen jongen met een basstemmetje en wil hem terughouden van
den weg naar Westkapelle, waar de overmoedige Willem zich heen wil
begeven. Zij trekt hem uit alle macht bij een slip van zijn jasje,
en men herkent in haar reeds het toekomstige vrouwtje, dat haar man
afhoudt van verkeerde wegen ... beminnelijke zorg!
Een doffe galop ... Wat is dat?... Een man met blauwe oogen in een
verheugd gezicht, komt van het land terug met zijn t
|