het signalement van den dief?" vroeg Andrew Stuart.
"Het is eigenlijk geen dief," antwoordde Gauthier Ralph ernstig.
"Hoe? Is het geen dief, die vijf en vijftig duizend pond sterling
aan bankpapier gestolen heeft."
"Neen," zeide Ralph.
"Is het dan iemand, die zaken aan de beurs doet?"
"De Morning Chronicle verzekert dat het een gentleman is."
Hij, die dit zeide was niemand anders dan Phileas Fogg, wiens
hoofd even uitstak boven een stapel couranten welke voor hem
lagen. Tegelijkertijd groette Phileas Fogg zijn collega's, die zijn
groet beantwoordden.
De zaak waarover men sprak en waarover de verschillende dagbladen van
het Vereenigde Koninkrijk zoo ijverig van gedachten wisselden, was
drie dagen geleden, den 29en September gebeurd. Een lias banknoten,
de aanzienlijke som van vijf en vijftig duizend pond sterling
vertegenwoordigende, was weggenomen van het tafeltje van den eersten
boekhouder der engelsche bank.
Aan hem, dien het verwonderde dat zulk een diefstal zoo gemakkelijk
kon gebeuren, gaf de onder-directeur, Gauthier Ralph, eenvoudig
ten antwoord, dat juist op dat oogenblik de kassier bezig was om
een quitantie te registreeren en dat men niet op alles te gelijk
kan letten.
Men moet niet uit het oog verliezen--iets wat de zaak duidelijker
maakt--dat deze uitmuntende instelling, de engelsche bank zich zeer
veel aan de waardigheid van het publiek laat gelegen liggen. Geen
wacht, geen oppassers, geen traliewerk! Het goud, het zilver en de
banknoten zijn aan ieders blikken blootgesteld en liggen schijnbaar
ter beschikking van den eerstkomende. Men mocht toch de eerlijkheid van
elken voorbijganger niet wantrouwen. Iemand, die het best de engelsche
zeden heeft bestudeerd, vertelt daaromtrent zelfs het volgende. Eens
was hij zeer nieuwsgierig om van nabij een gouden staaf te zien,
die zes a acht pond woog en op een tafeltje van den kassier lag,
in de zaal, waar hij zich bevond. Hij nam deze staaf, bekeek haar,
gaf haar aan zijn buurman, deze aan een anderen, zoodat zij van hand
tot hand ging, tot in de donkeren gang en niet dan na een half uur
terugkwam, zonder dat zelfs de kassier maar even opgekeken had.
Den 29en September echter liep niet alles op deze wijze af. De
lias banknoten kwam niet terug, en toen de prachtige pendule op den
schoorsteenmantel vijf uur sloeg en de instelling gesloten werd, had
de engelsche bank vijf en vijftig duizend pond op hare onkostenrekening
te brengen.
Toen de di
|