em dezelfde opmerking als reeds vroeger
Fix had gemaakt. Hij trachtte hem aan het verstand te brengen, dat
hij zijn uurwerk regelen moest naar elken nieuwen meridiaan, en dat,
wanneer hij altijd oostelijk voorttrok, dus met de zon mede, de dagen
zooveel maal vier minuten korter waren als men graden doorliep. Maar
het baatte niet. Of de koppige knecht den generaal al of niet begreep,
zeker is het dat hij er bij volhardde om zijn horloge niet vooruit
te zetten en het onveranderlijk op den londenschen tijd hield. Het
was trouwens een onschuldige manie, waarbij niemand schade kon hebben.
Des morgens ten acht ure op vijftien mijlen van Rothal, hield de trein
stil te midden van een groot bosch omringd door eenige bungalows en
hutten voor arbeiders. De conducteur liep den trein langs en riep de
reizigers toe:
"Uitstappen, heeren!"
Phileas Fogg zag den heer Francis Cromarty aan, die niets
scheen te begrijpen van deze halt in een bosch van tamarinden en
khajoers. Passepartout was niet minder verbaasd; hij sprong den waggon
uit en keerde bijna even spoedig terug met de woorden:
"Mijnheer, daar is geen spoorweg meer."
"Wat meent ge?" vroeg Francis Cromarty.
"Ik meen, dat de weg niet doorloopt."
De brigade-generaal verliet nu ook den waggon. Phileas Fogg volgde hem,
zonder zich te haasten. Beiden richtten zich tot den conducteur.
"Houden wij hier stil?"
"Zeer zeker. De spoorweg is niet voltooid."
"Hoe! Niet voltooid."
"Neen, er is nog een eind weg, ongeveer vijftig mijlen, tusschen dit
punt en Allahabad, waar de weg weder begint."
"Maar de dagbladen hebben toch de opening van de lijn medegedeeld."
"Wat zal ik u zeggen, generaal? de dagbladen hebben zich vergist."
"En gij geeft plaatskaartjes van Bombay naar Calcutta," hernam de
heer Francis Cromarty, die zich begon boos te maken.
"Zeker; maar de reizigers weten wel, dat zij op eigen gelegenheid
van Kholby naar Allahabad moeten reizen."
De heer Francis Cromarty was woedend. Passepartout had den conducteur
wel willen doodslaan, ofschoon het diens schuld niet was, en durfde
zijn meester niet aanzien.
"Sir Francis," zeide de heer Fogg eenvoudig, "als gij het goedvindt,
zullen wij naar een middel omzien om naar Allahabad te komen."
"Mijnheer Fogg, dit is een oponthoud dat stellig allernadeeligst moet
werken op uw plan."
"Neen, Sir Francis, het was voorzien."
"Hoe! wist ge dan dat de weg...."
"Volstrekt niet, maar ik wist, dat vroeg of laat
|