oogenblik toen hij
het door een eigenaardig fluiten wilde aansporen om voort te gaan,
hield Fogg hem tegen, en zeide tot sir Francis Cromarty:
"Als wij deze vrouw eens gingen redden?"
"Die vrouw redden, mijnheer Fogg," riep de generaal uit.
"Ik ben nog twaalf uur voor. Ik kan ze aan dit doel geven."
"Gij zijt een man met een edel hart!" zeide sir Francis Cromarty.
"Somtijds," antwoordde Phileas Fogg eenvoudig. "Als ik er tijd
toe heb."
DERTIENDE HOOFDSTUK.
Waarin Passepartout wederom het bewijs geeft dat de fortuin op de
hand is der stoutmoedigen.
Het plan was gewaagd en de volvoering zou met tallooze moeielijkheden
gepaard gaan; misschien zou ze wel onmogelijk wezen.
De heer Fogg ging zijn leven wagen, of minstens zijne vrijheid en
daardoor ook de kans op het winnen zijner weddenschap. Maar hij
aarzelde niet. Bovendien vond hij in sir Francis Cromarty een
bondgenoot, die ook voor geen klein gerucht vervaard was. Wat
Passepartout betreft, deze was altijd gereed en men kon op hem
rekenen. Het plan van zijn meester vervulde hem met hartstochtelijke
bewondering. Hij erkende nu onder diens ijskoude bevroren oppervlakte
een hart dat warm klopte, een gemoed, dat gevoelde. Hij begon
van Phileas Fogg te houden. De vraag was nog slechts hoe de gids
er over dacht en welke partij deze kiezen zou. Zoo hij al niet
wilde medewerken, moest men zich ten minste van zijne onzijdigheid
verzekeren. Maar zou hij niet geneigd zijn de Hindoes te helpen? Sir
Francis Cromarty deed hem die vraag onbewimpeld.
"Generaal," antwoordde de gids," "ik ben een Parsi en de vrouw is
eene Parsi. Gij kunt over mij beschikken."
"Goed zoo, gids," antwoordde de heer Fogg.
"Maar gij moet het wel weten," zeide de Parsi, "niet alleen wagen
wij er ons leven aan, maar ook den marteldood, wanneer wij gevat
worden. Denk dus wel na voor gij begint.
"Wij hebben nagedacht," zeide Fogg. "Het komt me voor, dat wij den
nacht moeten afwachten voor wij iets ondernemen."
"Dat is ook mijn idee," antwoordde de gids.
De brave Hindoe deelde toen eenige bijzonderheden mede omtrent het
slachtoffer. Zij was eene indische vrouw, wier schoonheid algemeen
beroemd was, en behoorde tot het ras der Parsis. Haar vader was
een parsisch koopman te Bombay geweest en in die stad had zij een
geheel engelsche opleiding genoten. Naar hare manieren en de mate
van hare kennis oordeelende, zou men haar voor eene europeesche
hebben gehouden. Aouda, zoo heette z
|