De zee werd
onstuimig. Nu en dan stak de wind hevig op, maar gelukkig woei hij uit
het zuidwesten, zoodat de stoomboot nog sneller liep. Toen het weder
bedaarder werd, liet de kapitein de zeilen bijzetten. De Rangoon,
als een brik getuigd, stoomde dikwijls met haar beide marszeilen
en haar fok; zij ging dan ook veel sneller door den stoom en door
den wind. Zoodoende naderde men met een korten en soms zeer zwaren
golfslag de kust van Annam en Cochinchina.
Maar het was meer de schuld der Rangoon dan wel van de zee, dat
bijna alle passagiers zeeziek werden en op die wijze de reis moesten
maken. De schepen der Peninsular Company toch, die op de Chineesche
zee dienst doen, zijn allen zeer slecht gebouwd. De verhouding tusschen
hun diepgang en hun omvang is zeer slecht berekend, en hiervan is het
gevolg dat zij weinig weerstand aan de zee bieden en aan slingeren
onderhevig zijn.
Men moest nu, uithoofde van het slechte weder groote voorzorgen nemen,
en met halve kracht stoomen. Dit tijdverlies scheen Fogg volstrekt
niet te verontrusten, maar Passepartout was er zeer over uit zijn
humeur. Hij gaf de schuld aan den kapitein, aan den machinist, ja aan
de Compagnie, en wenschte een ieder naar de maan, die zich met het
transport van reizigers bemoeit. Misschien was het wel de gaskraan,
die altijd nog voor zijne rekening in Saville Row brandde, welke hem
zulk een haast deed maken om verder te komen.
"Gij hebt dus wel haast om te Hong-Kong te komen?" vroeg de detective
hem eens.
"Ja, ik ben er zeer verlangend naar," antwoordde Passepartout.
"Meent gij dat mijnheer Fogg haast heeft de mailboot naar Yokohama
te nemen."
"Ja, hij heeft ontzaglijk veel haast."
"Gelooft ge dus nog aan die zonderlinge reis om de wereld?"
"Stellig. En gij, mijnheer Fix?"
"Ik? Neen, ik geloof er niet aan."
"Grappenmaker!" zeide Passepartout, knipoogend.
Dit woord gaf aan den agent veel stof tot nadenken. Het verontrustte
hem, zonder te weten waarom. Zou de Franschman hem begrepen hebben? Hij
wist het niet. Maar dat hij detective was, dat wist hij zelf toch
maar alleen, hoe zou Passepartout dit hebben ontdekt? En toch, toen
hij zoo met hem sprak, had Passepartout eene nevengedachte. Op een
anderen keer ging de knecht zelfs nog verder; toen kon hij zijn tong
niet meer beheerschen.
"Zeg eens, mijnheer Fix," vroeg hij aan zijn reisgezel, "als wij te
Hong-Kong zijn, zullen we dan uw aangenaam gezelschap moeten missen?"
"Wel," antwoor
|