dsoortigen aard,
door hare verschillende tonen te vermengen. De jongleurs jongleerden er
mede, en zij draaiden zelfs in de lucht; zij wierpen ze als volants met
houten raketten en toch draaiden zij maar door; zij staken ze in hunne
zakken, en als zij ze er uit haalden, draaiden zij nog, tot op het
oogenblik dat een veer lossprong en haar in vuurwerk deed verdwijnen.
Het is onnoodig de kunsten der acrobaten en athleten hier te
beschrijven. De toeren met de ladder, den stok, de bal, de tonnen,
werden allen met een groote juistheid uitgevoerd. Maar het mooiste van
de voorstelling was de vertooning der Long-noses, verbazend geoefende
balanceurs, welke in Europa nog niet bekend waren.
De Long-noses vormden een gezelschap dat onder de rechtstreeksche
bescherming stond van den god Tingoe. Zij waren gekleed als helden
uit de middeneeuwen, en aan hunne schouders waren prachtige vleugels
bevestigd. Maar wat nog het meest de aandacht trok, was de lange neus,
waarmede hun aangezicht versierd was en waarmede zij grootendeels
hunne toeren verrichten. Deze neuzen bestonden uit niet meer of
minder dan bamboes, welker lengte tusschen de vijf, zes a tien voeten
bedroeg. Van den een was hij recht, van den ander gebogen, van genen
weer glad, van een vierde hobbelig. Op dit uitstekende lichaamsdeel
nu, dat zeer stevig bevestigd was, werden alle toeren van evenwicht
verricht. Een dozijn van deze volgelingen van Tingoe legden zich
op hun rug, en hunne makkers kwamen zich vermaken op hunne neuzen,
die zoo recht als een kaars stonden, en voerden, al springende en
voltigeerende van den een op den ander, de onmogelijkste toeren uit.
Ten slotte zou men de menschelijke pyramide nog geven, waarbij een
vijftigtal Long-Noses de kar van Jagernaut zouden voorstellen. Maar
in plaats dat zij voor deze pyramide hunne schouders tot steun gaven,
moesten de artisten van Batulcar hunne neuzen er voor afstaan. Een van
hen nu, welke juist het onderste gedeelte van den wagen moest uitmaken,
had het gezelschap verlaten, en daar men nog behoefte had aan een
krachtig, behendig man, was Passepartout voor hem in plaats genomen.
De arme knecht gevoelde zich zeker zeer ongelukkig, toen hij--droevige
herinnering aan het verleden!--zijn prachtig midden-eeuwsch gewaad
aantrok, versierd met veelkleurige vlerken en toen er een neus van
zes voet op zijn aangezicht werd vastgezet. Maar deze neus was zijne
broodwinning en hij onderwierp zich dus aan zijn lot. Passepartou
|