een middel vinden
om dit te voorkomen."
Hier werd het gesprek gestaakt, daar Fogg wakker werd en door het
met sneeuwvlokken bedekte raampje naar het landschap staarde.
Eenigen tijd daarna en zonder door zijn meester of Aouda gehoord te
worden, zeide Passepartout tot den inspecteur:
"Zoudt gij waarlijk voor hem willen vechten?"
"Ik zal alle mogelijke moeite doen om hem levend in Europa te
brengen," antwoordde Fix op een toon, die van onwrikbare kalmte
getuigde. Passepartout voelde eene trilling in zijn aderen; maar
zijn eenmaal gevestigde overtuiging ten opzichte van zijn reisgezel
verzwakte er niet door.
De vraag was thans of er een middel bestond om op de een of andere
wijze Fogg in zijn waggon te houden, ten einde elke ontmoeting tusschen
den kolonel en hem te voorkomen? Dit kon niet moeielijk zijn, want de
gentleman was van nature niet nieuwsgierig of woelig. Ten overvloede
vond Fix zulk een middel uit. Eenige oogenblikken later zeide hij
tot Fogg:
"Wat gaat de tijd langzaam op een spoorweg voorbij, mijnheer."
"Inderdaad, maar hij gaat toch voorbij."
"Aan boord der mailboot was het altijd uwe gewoonte een partijtje
te whisten."
"Ja," antwoordde Fogg, "maar dat zou hier moeielijk gaan, want ik
heb kaarten noch medespelers."
"O, de kaarten zouden wij wel kunnen koopen. Men verkoopt van alles in
een amerikaanschen spoortrein. Wat de medespelers betreft, misschien
zou mevrouw wel...."
"Ja zeker, mijnheer, ik whist ook," antwoordde de jonge vrouw. "Dat
maakt een deel uit van eene engelsche opvoeding."
"En ik," zeide Fix, "ik beweer het ook vrij wel te kennen. Welnu,
wij zijn met ons drieen, dus spelen wij met een blinde."
"Zooals gij wilt, mijnheer," zeide Fogg, blijde dat hij zijn
geliefkoosd spel weder kon opvatten, zelfs in een spoortrein.
Passepartout werd belast met het zoeken van den stewart en kwam weldra
terug met twee volle spellen, fiches, een leitje en een tafeltje
met laken overtrokken. Niets ontbrak er. Het spel begon. Aouda kon
vrij wel spelen en zij kreeg zelfs nu en dan een complimentje van
den ernstigen gentleman. Wat den inspecteur aangaat, deze was van de
eerste kracht en waardig de tegenpartij van Fogg te zijn.
"Nu," dacht Passepartout, "zullen wij hem wel binnen houden. Hij zal
zich niet verroeren!"
Ten elf uur bereikte de trein het punt waar de stroomen, die naar
de twee oceanen loopen, zich verdeelen. Het was te Passe-Bridger op
eene hoogte van zeven duizend vi
|