magazijnen van alle voortbrengselen van den handel, die zich
uitstrekt over Mexiko, Peru, Chili, Brazilie, Europa, Azie en alle
eilanden der Stille Zuidzee.
Passepartout voelde zich zoo gelukkig toen hij eindelijk den
amerikaanschen bodem bereikte, dat hij een saut perilleux van
bewonderenswaardige kracht maakte, ten teeken van zijne blijdschap.
Maar toen hij op de kade terecht kwam, waarvan de planken vermolmd
waren, ging hij er bijna doorheen.
Onthutst over de manier, waarop hij voet aan wal had gezet, gaf de
arme kerel een verschrikkelijken gil, die een aantal waterraven en
pelikanen deed opvliegen, welke gewoonlijk op de beweegbare kade
hunne nesten maakten.
Fogg was nu ook aan wal gekomen en ging terstond onderzoeken hoe
laat de eerste trein naar New-York vertrok. Eerst ten zes ure 's
avonds. Hij kon dus den geheelen dag doorbrengen in de hoofdstad
van Californie. Hij bestelde een rijtuig voor Aouda en voor zich
zelven. Passepartout plaatste zich op den bok en het rijtuig, dat
drie dollars per rit kostte, reed naar het International Hotel.
Passepartout kon van zijne hooge zitplaats alle bijzonderheden
van deze groote amerikaansche stad opnemen: breede straten, lage,
maar allen in rijen geschaarde huizen, kerken en tempels, allen in
gothisch anglo-saxischen stijl gebouwd, onmetelijke dokken, entrepots
zoo groot als paleizen, sommigen van hout, anderen van steen. In
de straten wemelde het van rijtuigen, omnibussen, tramways, en op
de trottoirs versperden niet alleen Amerikanen elkander den weg,
maar ook Europeanen, Chineezen, en Indiers--in een woord er waren
genoeg menschen om eene bevolking van meer dan tweemaal honderd
duizend inwoners eer aan te doen. Passepartout was over alles wat
hij zag zeer verbaasd. Hij had zich nog altijd de stad van 1849
voorgesteld, de stad der roovers, brandstichters en moordenaars,
die waren afgekomen op de ontdekte goudmijnen, naar dat onmetelijke
pelgrimsoord voor allen, die niets in de wereld te verliezen hebben,
waar men met goudpoeder speelde, met een revolver in de eene hand en
een mes in de andere. Die goede tijd echter was voorbij. San-Francisco
heeft geheel het voorkomen van eene handeldrijvende stad. De hooge
toren van het stadhuis, bestemd om alle wijken te bespieden en te
beheerschen, strekte tot verblijfplaats van wachters, die den blik
lieten gaan over deze menigte van straten en avenues, zich verdeelend
in rechte hoeken tusschen welke een aantal lommerrijke pl
|