den uitersten dag,
die den 21en December zou aanbreken.
Er waren een aantal passagiers aan boord; Engelschen, Amerikanen, eene
ware landverhuizing van koelies naar Amerika, en eenige officieren in
dienst van het indische leger, die van hun verlof gebruik maakten om
een reis om de wereld te doen. Gedurende dezen overtocht had er niets
merkwaardigs plaats. De mailboot, voorgestuwd door hare groote raderen
en bijgestaan door haar zeilvermogen, schommelde weinig. De Stille
Zuidzee rechtvaardigt tamelijk wel haar naam. Fogg was ook zeer kalm,
en, zooals gewoonlijk, weinig spraakzaam. De jonge vrouw voelde zich
al meer en meer aan hem gehecht, nog door andere banden dan die der
erkentelijkheid. Deze kalme natuur, altijd zich zelve meester, boeide
haar meer dan zij zelve wel wist en het was schier buiten haar weten
dat zich een gevoel van haar meester maakte, waarvan de ondoordringbare
Fogg intusschen niet den minsten invloed ondervond. Bovendien stelde
Aouda in de plannen van den gentleman veel belang en zij was zeer
bezorgd dat er eenig voorval mocht plaats grijpen, waardoor de reis
van den gentleman kon vertraagd worden.
Dikwijls sprak zij er met Passepartout over, die zeer goed begreep
wat er in het hart van de dame omging. De goede knecht had voor den
Brit een onbegrensden eerbied, hij kon niet genoeg spreken over zijns
meesters edelmoedigheid, eerlijkheid en genegenheid. Altijd stelde
hij Aouda gerust omtrent den goeden uitslag der reis, bij herhaling
verzekerende, dat het moeielijkste reeds voorbij was, daar men de
minder bereisde landen van China en Japan achter den rug had en nu
weder op meer bekend grondgebied kwam, en dat eindelijk een trein van
San-Francisco naar New-York en een transatlantische boot van New-York
naar Londen zonder twijfel voldoende zouden zijn om deze onmogelijke
reis om de wereld binnen den overeengekomen tijd te volbrengen.
Negen dagen na het verlaten van Yokohama, had Phileas Fogg precies
de helft der aarde omgereisd. Werkelijk was de General Grant den
23en November den honderd tachtigsten meridiaan gepasseerd, waarin,
op het zuidelijk halfrond, de Londensche tegenvoeters wonen. Van de
tachtig dagen, die tot Fogg's beschikking waren gesteld, had hij er
twee en vijftig gebruikt; er bleven hem dus nog maar acht en twintig
over. Maar men moet in aanmerking nemen dat, zoo deze gentleman de
helft van zijn weg reeds had afgelegd, dat is de helft der meridianen,
hij in werkelijkheid meer dan twe
|