fd hebben. Daarom, na het
europeesche gedeelte van de stad doorkruist te hebben, waagde hij
zich in het japansche gedeelte, voor zich zelven vast besloten, om,
indien het noodig was, naar Yeddo door te wandelen.
Deze wijk, door de inboorlingen van Yokohama bewoond, heet Benten,
naar den naam eener godin der zee, welke op de omliggende eilanden
wordt aangebeden. Daar zijn prachtige lanen van denne- en cederboomen,
heilige poorten van zonderlingen bouwstijl, bruggen verborgen onder
bamboes en riet, tempels beveiligd door sombere honderdjarige ceders,
waar voorheen priesters van Boeddha woonden en belijders van den
godsdienst van Confucius, eindelooze straten waar men een ontelbare
hoeveelheid aantreft van kinderen met roode wangen, wezentjes, die
men meenen zou, dat uit een japansch kamerschut waren gesneden en die
speelden te midden van honden met korte pooten en gele katten zonder
staart, welke zich traag tusschen de spelers bewogen en zich gaarne
lieten liefkoozen.
In de straten heerschte eene woelige drukte, een bestendig verkeer;
bonzen die in optocht voortschreden, op hunne eentonige tamboerijnen
slaande. Yakounines, ambtenaren der douane of politie, met puntige
verlakte hoeden, die in hun gordel twee sabels droegen, soldaten van
den Taikoen, gekleed in blauw katoen met witte strepen en gewapend
met percussie-geweren, wapenknechten van den Mikado, die in hun zijden
buis als in een zak gesloten waren, met ringkragen en malienkolders,
en een aantal andere militairen van elken rang; want in Japan is
de soldatenstand even geacht als hij veracht is in China. Voorts
bedelmonniken, pelgrims in lange gewaden, eenvoudige burgers met
gevlochten pikzwart haar, groot hoofd, lange borst, magere beenen
en klein van gestalte, wier kleur afwisselt tusschen koperrood en
mat wit, maar die nooit de kleur hebben der Chineezen, waarvan de
Japanners geheel en al verschillen. Eindelijk, tusschen de rijtuigen,
de palankijns, de paarden, de dragers, de kruiwagens met zeilen,
de norimons met verlakte wanden, de mollige cangos, de draagstoelen
van bamboe, zag men enkele vrouwen zich bewegen, met hare kleine
schoentjes van lijnwaad, sandalen van stroo of klompjes van gesneden
hout. Zij waren niet schoon, hare oogen smal, haar borst gedrukt, hare
tanden volgens gebruik zwart gemaakt, maar zij droegen zeer bevallig
het nationaal gewaad, de kirimon, eene soort van kamerjapon, waarover
zich een zijden sjerp kruist, waarvan de breede gordel van
|