dde Fix, eenigszins verlegen, "misschien ... maar ik
weet nog niet. Misschien...."
"O," zeide Passepartout, "als gij bij ons bleeft, zou het een waar
genot voor mij zijn. Een agent van de Peninsular Company blijft niet
onderweg steken. Gij gingt eerst maar tot Bombay, en waarlijk nu zijt
gij al in China! Amerika is niet ver meer, en van Amerika naar Europa
is maar een stapje!"
Fix keek den spreker strak aan, maar deze had het onschuldigste
gezicht van de wereld; hij achtte het daarom het best om maar met
hem mee te lachen. Passepartout echter, wiens tong nu los was, ging
voort en vroeg:
"Dat baantje geeft je zeker veel?"
"Zoo, zoo," antwoordde Fix zonder blikken of blozen. "Er zijn goede
en kwade zaken. Maar gij begrijpt wel, dat ik niet voor mijn eigen
kosten reis."
"O, ja, dat behoeft gij mij niet meer te zeggen!" riep Passepartout
lachend uit.
Toen dit gesprek geeindigd was, keerde Fix naar zijne hut terug
om alles nog eens te overpeinzen. De Franschman had zeker alles
geraden. Op de eene of andere manier was deze zijne betrekking
als detective te weten gekomen. Zou hij zijn meester hebben
gewaarschuwd? Was Passepartout Fogg's medeplichtige? Was zijn
voornemen ontdekt, en zou hij het dus niet ten uitvoer kunnen
brengen. De inspecteur bracht op deze wijze eenige pijnlijke uren
door, nu eens geloovende dat alles verloren was, dan weer hopende
dat Fogg nog van niets afwist, en ten slotte wist hij niet wat hem
te doen stond. Langzamerhand kwam hij weer in zijn normalen toestand,
en besloot hij om openhartig alles aan Passepartout te vertellen. Zoo
hij geen kans zag om Fogg te Hong-Kong te arresteeren en zoo Fogg zich
gereed maakte, thans voor het laatst, om het engelsch grondgebied te
verlaten, dan zou hij de geheele zaak aan Passepartout mededeelen. Of
de knecht was de medeplichtige van zijn meester, en deze wist alles,
in dat geval was zijn zaak geheel verloren; of de knecht wist niets
van den gepleegden diefstal, dan was het zijn belang om den dief aan
zijn lot over te laten.
In dien toestand waren de beide mannen tegenover elkander geplaatst,
en boven hen stond Fogg in majestueuse onverschilligheid. Hij vervolgde
zijn loop om de wereld, zonder zich te bekommeren om de asteroiden,
die om hem wentelden. Toch was er in de nabijheid een ster die op
het hart van dezen gentleman wel eenige stoornis moest uitoefenen.
Maar neen! De bekoorlijkheden van Aouda schenen, tot groote
verwondering van Passeparto
|