lgden hem. Zij
maakten een omweg groot genoeg om onbemerkt de achterzijde van den
tempel te bereiken. Tegen half een kwamen zij hier aan zonder iemand
ontmoet te hebben. Aan dien kant werd volstrekt geen wacht gehouden,
maar er waren daar dan ook deuren noch vensters. De nacht was donker;
de maan in haar laatste kwartier en bovendien was zij verborgen achter
de zware wolken. De dikke boomen verhoogden nog de duisternis.
Het was echter niet genoeg dat men de achterzijde van den tempel
bereikt had; men moest er nog eene opening in maken. Phileas Fogg en de
zijnen hadden niets dan hunne zakmessen. Gelukkig bestonden de wanden
slechts uit gemetselde steenen en hout, zoodat het niet moeielijk was
er een gat in te boren. Als de eerste steen was weggenomen, volgden de
andere van zelf. Men toog aan het werk, zoo weinig gedruisch mogelijk
makende. De Parsi aan de eene zijde en Passepartout aan de andere
lichtten de steenen er uit, zoodat men al spoedig eene spleet had
van twee voet breedte. Het werk vorderde reeds goed, toen eensklaps
een kreet uit den tempel weerklonk en onmiddellijk door andere kreten
wed beantwoord.
Passepartout en de gids staakten hun arbeid. Had men hen ontdekt? Was
er alarm gemaakt? De voorzichtigheid gebood hun zich te verwijderen,
wat zij dan ook deden tegelijk met Phileas Fogg en sir Francis
Cromarty. Zij verborgen zich opnieuw in het dichtst van het bosch,
wachtende tot het alarm, wanneer het dit geweest was, zou zijn bedaard,
ten einde dan weder hunne taak te hervatten. Maar, helaas! een
gedeelte van de lijfwacht trok den tempel om en posteerde zich aan
de achterzijde, zoodat ook van dien kant het niet meer mogelijk was
de pagode te naderen.
Men kan zich de teleurstelling van de vier moedige mannen denken, aan
wie thans elke poging tot redding belet was. Zij konden het slachtoffer
niet naderen, hoe zouden zij het dus redden? Sir Francis beet zich
de lippen aan bloed. Passepartout was buiten zich zelven van woede
en met moeite kon de gids hem in bedwang houden. Fogg alleen bleef
kalm en verborg zijne gewaarwordingen.
"Zou ons dus niets anders overblijven dan weder heen te gaan?" vroeg
de generaal.
"Er blijft ons niets anders over," erkende de gids.
"Laat ons wachten," zeide Fogg, "ik behoef eerst morgen ten twaalf
ure te Allahabad te zijn."
"Maar wat hoopt gij dan nog?" vroeg Francis Cromarty. "Over een paar
uur is het dag en...."
"De kans, die ons thans ontsnapt, kan zich op het laa
|