een hinderpaal voor
mijne reis zich zou voordoen. Niets is echter verloren. Ik ben nog twee
dagen vooruit en die kan ik er aan geven. De stoomboot van Calcutta
naar Hongkong vertrekt den 25en des middags. Wij hebben vandaag den
22en en wij zullen bij tijds te Calcutta zijn."
Tegen dit antwoord met het grootste vertrouwen uitgesproken was niets
aan te voeren.
Het was maar al te waar, dat de spoorweg op dit punt ophield. De
dagbladen zijn als sommige horloges, die altijd vooruit loopen en
zij hadden te voorbarig de voltooiing van de lijn aan het publiek
medegedeeld.
Den meesten reizigers was het bekend dat de spoorweg hier eindigde
en zij hadden zich meester gemaakt van alle vervoermiddelen, welke in
het dorp te bekomen waren: palkigharis op vier wielen, karretjes door
reboe's, ossen met bulten, getrokken, reiswagens die op de beweegbare
pagodes geleken, palankijns, paarden enz. De heeren Fogg en Francis
Cromarty, na het geheele gehucht te hebben afgeloopen, kwamen terug,
zonder iets te hebben gevonden.
"Ik ga te voet," zeide Phileas Fogg.
Op dat oogenblik kwam Passepartout bij zijn meester terug en met
een veelbeteekenenden grijns zag hij naar zijn prachtige, maar zeer
onvoldoende muilen. Gelukkig was hij zelf ook op ontdekking uit
geweest en met zekere aarzeling, zeide hij:
"Mijnheer, ik geloof, dat ik een middel van vervoer heb gevonden."
"En welk?"
"Een olifant! Een olifant, die toebehoort aan een Indier op honderd
schreden van hier."
"Laat ons den olifant gaan zien," antwoordde Fogg.
Vijf minuten later kwamen Phileas Fogg, sir Francis Cromarty en
Passepartout in eene hut waarachter een perk was, dat door hooge
pallissaden was afgesloten. In de hut was een inlander, in het perk
een olifant. Op hun verzoek bracht de inlander den heer Fogg en zijne
twee metgezellen in het perk.
Daar bevonden zij zich in tegenwoordigheid van een half getemden
olifant, dien zijn meester africhtte niet om er een lastdier van
te maken, maar om in den oorlog te dienen. Met dat doel had hij het
aangeboren zachtaardig karakter van het dier gewijzigd; zoodat men
het nu geleidelijk tot den hoogsten graad van woede, in het indoesch
mutsh genoemd, kon aanhitsen. Tot dat doel had hij hem drie maanden
met suiker en boter gevoerd. Die voeding moge minder doelmatig voor
dit doel schijnen, het wordt er nochtans met den besten uitslag toe
aangewend. Zeer gelukkig voor Fogg was de olifant in quaestie nog
slechts sedert korten
|