dom het standbeeld was het een gewemel en gewoel en gedrang van
oude met okergeel geverfde fakirs met insnijdingen in hun lichaam,
zoodat het bloed druppelsgewijze stroomde, welke domme, dweepzieke
wezens daardoor te kennen gaven, dat zij zich ter eere van de groote
hindoesche geheimenissen onder de wielen van den wagen van Jagernout
zouden werpen. Daarachter volgden eenige brahmanen, in hun prachtigst
oostersch kleed uitgedost, die eene vrouw, welke nauwelijks overeind
kon staan, voorttrokken.
Deze vrouw was jong en blank als eene europeesche. Haar hoofd,
hals, schouders, ooren, armen, handen en enkels waren allen met
edelgesteenten overladen, zooals kettingen, armbanden, oorbellen
en ringen. Een tunica, afgezet met goud, waarover zij een licht
mouseline kleedje droeg, deed de vormen harer gestalte in al hunne
bevalligheid uitkomen. Achter deze vrouw--wat een zeer scherp contrast
opleverde--volgden soldaten met bloote sabels in hunne gordels en
pistolen met goud ingelegd; op een draagstoel droegen zij een lijk.
Het was het lijk van een grijsaard, gekleed in het schitterend gewaad
van een rajah; hij droeg, evenals bij zijn leven, een tulband met
paarlen bestikt, een rok geheel doorweven met goud, een kashemieren
gordel met diamanten belegd, en de prachtige wapens van een indischen
vorst.
Vervolgens kwamen er muzikanten en een achterhoede, uit geloovigen
bestaande, wier kreten dikwijls het gedruisch der instrumenten
overstemden, besloot den stoet.
Sir Francis Cromarty sloeg al deze pracht met treurigen blik gade,
en zich tot den gids richtende, zeide hij:
"Een sutty!"
De Parsi knikte toestemmend en legde de vinger op den mond. De lange
optocht bewoog zich langzaam tusschen de boomen en weldra verdwenen
zijne laatste rijen in de diepte van het bosch
Al verder en verder klonk het gezang. Nog eenige kreten hoorde men
in de verte en eindelijk volgde op al dit gedruisch eene doodelijke
stilte.
Phileas Fogg had gehoord wat Francis Cromarty gezegd had, en zoodra
de optocht voorbij was, vroeg hij:
"Wat is een sutty?"
"Een sutty," antwoordde de generaal, "is een menschenoffer, maar een
vrijwillig offer. De vrouw, die gij daareven gezien hebt, zal morgen
bij de eerste schemering verbrand worden."
"Dat canaille!" riep Passepartout, die een kreet van verontwaardiging
niet kon onderdrukken.
"En dat lijk?" vroeg Fogg.
"Is het lijk van een onafhankelijken prins, haar gemaal," antwoordde
de gids, "een raj
|