zonder een woord te spreken, zijn meester. Fix ging in een anderen
waggon, toen eensklaps een gedachte hem weerhield en zijn plan van
vertrek wijzigde.
"Neen," zeide hij, "ik blijf: een vergrijp op het engelsch
grondgebied.... Ik heb mijn man."
Op dit oogenblik deed de locomotief een schel gefluit hooren en de
trein verdween in de duisternis.
ELFDE HOOFDSTUK.
Waarin Phileas Fogg voor een ongeloofelijken prijs eene reisgelegenheid
aanschaft.
De trein was op het uur vertrokken, dat door het reglement was
bepaald. Hij voerde een zeker aantal reizigers mede, eenige officieren,
burgerlijke ambtenaren en kooplieden in opium en indigo, die zich om
handelszaken naar het oostelijk gedeelte van het schiereiland begaven.
Passepartout was in denzelfden coupe gezeten als zijn meester. In
een anderen hoek zat een derde reiziger. Deze was de brigade-generaal
Francis Cromarty, een der whistspelers op de reis van Suez naar Bombay,
die zich naar zijne troepen te Benares begaf.
De heer Francis Cromarty was een lang, blond man van vijftig jaar
ongeveer, die zich bijzonder onderscheiden had tijdens den opstand
der cipayers en voor een inboorling kon doorgaan. Van zijne vroegste
jeugd af had hij in Indie geleefd en slechts zelden had hij zich in
het moederland vertoond. Hij was een zeer geleerd man, die volgaarne
allerlei merkwaardige bijzonderheden zou hebben medegedeeld omtrent
de gewoonten, de geschiedenis en het bestuur van Indie, indien
Phileas Fogg de man ware geweest om hem die te vragen. Maar deze
vroeg niets. Fogg reisde niet, hij beschreef slechts een omtrek. Hij
was een vast lichaam, een kring beschrijvende rondom den aardbol,
volgens de wetten der werktuigkunde. Op dit oogenblik berekende hij
bij zichzelven hoeveel uren hij sedert zijn vertrek uit Londen had
afgelegd en hij zou zich in de handen hebben gewreven, indien het in
zijn aard gelegen had zulk eene nuttelooze beweging te maken.
De heer Francis Cromarty had de zonderlingheid van zijn reisgezel
zeer goed opgemerkt, al had hij hem slechts kunnen bestudeeren
met de whistkaarten in de hand. Hij had dus recht te vragen of er
een menschelijk hart klopte onder dit koude omhulsel, of Phileas
Fogg een gemoed had, vatbaar voor de schoonheden en voor zedelijke
natuur. Voor hem was dit nog twijfelachtig. Van alle zonderlingen,
die de generaal ontmoet had, was er geen een te vergelijken met dit
voortbrengsel der wiskundige wetenschappen.
Philias Fogg had tegen
|