toegezegd ingeval hij mocht slagen, wachtte dus met
een licht te verklaren ongeduld de aankomst der Mongolia.
"En gij zegt, mijnheer de consul," vroeg hij wel voor de tiende maal,
"dat de boot niet lang meer weg kan blijven?"
"Neen, mijnheer Fix," antwoordde de consul. "Zij was gisteren al lang
in het gezicht bij de haven van Port-Said en wat zijn honderd zestig
kilometers voor zulk een snelloopende boot? Ik verzeker u, dat de
Mongolia altijd den prijs van vijf en twintig pond verdiend heeft,
dien het Gouvernement heeft gesteld voor elke vier en twintig uren,
die zij binnen den bepaalden tijd aankomt."
"Komt deze mailboot rechtstreeks van Brindisi?" vroeg Fix.
"Ja, van Brindisi, waar zij de post naar Indie heeft opgenomen,
en dat zij zaterdag ten tien uur verlaten heeft. Heb dus geduld,
zij zal zoo dadelijk komen; maar ik begrijp waarlijk niet hoe gij
met het signalement, dat ge nu hebt, uw man kunt herkennen, zoo hij
al aan boord van de Mongolia is."
"Mijnheer de consul," antwoordde Fix, "die menschen ruikt men meer
dan dat men ze wel herkent. Men moet ze ruiken, en de reuk is een
bijzonder zintuig, dat het gehoor en het gezicht steunt. Ik heb in
mijn leven verscheidene van die heeren ontmoet, en zoo de dief zich
aan boord bevindt, maak er dan gerust staat op, dat hij mij ook niet
ontglippen zal."
"Ik help het u wenschen, mijnheer Fix, want het is een belangrijke
diefstal."
"Een prachtige diefstal," antwoordde de agent opgetogen. "Vijf en
vijftig duizend pond! Zulke buitenkansjes hebben wij niet dikwijls! De
dieven beteekenen tegenwoordig niet veel! Het ras der Sheppards sterft
uit! Men laat zich nu voor eenige shillings oppakken!"
"Mijnheer Fix," antwoordde de consul, "gij praat er zoo zeker over,
dat ik van harte wensch dat gij slagen zult; maar ik geloof, dat in
de omstandigheden waarin gij verkeert, dit moeielijk gaan zal. Weet
ge wel, dat volgens het signalement, dat ge gekregen hebt, deze dief
zeer veel op een eerlijk man gelijkt?"
"Mijnheer de consul," antwoordde de inspecteur van politie op
beslissenden toon, "de groote dieven gelijken altijd op eerlijke
lui. Gij begrijpt toch wel dat voor hen, die een schurkengezicht
hebben, slechts een weg open staat, namelijk om eerlijk te blijven,
anders zouden zij ingerekend worden. De eerlijke gezichten zijn het,
waarop men vooral moet passen. Een moeielijk werk, ik beken het,
en dat geen handwerk is, maar eene kunst."
Men ziet dat Fix niet zonder e
|