n
kwam. Ze tort echter na een stonde her binnen en lei hare hand op
Goedele's schouder. En ze zei:
--Wiezeken is ziek.
Hare stemme verloor eenigszins de gewone droogte, de scherpe kortheid.
Eene gemoedelijke klankwending wiegde er en brak er de nijpende kilte,
zoodat allengs een zoetigheid boven geraakte en streelend werd.
--Erg ziek....
--Erg ziek?
--Een ziekte in de kele, en zulke zijn de slimste.
Ze was innerlijk tevreden dat Goedele getroffen was, alsof ze eerst
gedacht had dat het nieuws weinig of geen belangstelling zou opwekken
bij hare dochter. Een oogenblik kwam haar herte vol.
--Het dutseken, fluisterde ze.
--Ja, zei Goedele.
--Ik hebbe ook veel triestigheid beleden met Romaan, als hij daar
machteloos te hoesten lag in zijn wiegsken.
Heel dat steenen gebouw, die granieten ziele smolt meteen tot een natte
aandoening weg.
--Ik weet wel, Goedele, wat een nacht is, een slapelooze stilte bij een
kind, dat men met aaiingen maar niet helpen kan ... Romaan is uw broer.
Goedele keek op naar heur, met verwondering, niet wetende wat ze zeggen
wou en zoekende naar heure oogen om te weten. Maar die oogen staarden,
halfbeloken, naar de granaatbloemen van het tapijt.
--'t Ware goed, als er iemand ging ... als gij gingt....
--Ja ... ja ...
--'t En is niet verre, in 't lage van de stad....
Goedele vatte heure hand, toch rijzekens verschrikt dat die aldoor koud
was gebleven. En te wege was zij te weenen van vreugde, omdat moeder op
een ende toch bedaard was, toch goed was geworden voor haren jongen, die
nu lijden moest--en omdat moeder een deugdelijk woord had gezeid, een
zacht woord van liefde. Ze omvatte moeder's breede vingeren en drukte ze
koortsig, en haar hoofd zeeg voorover en hare wimpers werden heet. Maar
als zij dan moeders oogen zag, blank en puntig, en merkte hoe niet de
minste altratie te speuren was op dit roerloos gelaat, niet de minste
verandering in de hardheid van die vaste wangen, niet een trillend
zierken in de rechte plooi van dien drogen mond, voelde zij zich
gekwetst en ze week permintelijk, instinktmatig, beschaamd omdat zij
zich alzoo bijkans overgaf.
Mevrouw Wilder lei een bankbriefken van twintig frank op de tafel,
zeggende dat Goedele er zorg moest van hebben en 't niet nutteloos
verkwisten en 't maar geven aan Romaan ten uiterste, indien het
waarachtig noodig was.
--'t Kan ook gebeuren dat het niet noodig en is.
Ze verdween, bijna onhoorbaar tertend, en z
|