nd dat het niet denken mocht. Ze vatte
langs alle kanten van haren geest, dat haar lot verveling was en dat
geen schoon geweld haar driftverlangen zou bedaren.
Ze weende nu en had deugd daaraan, en haar lijf snokte opwaarts, met
haar hortend snikken mee....
* * * * *
IV.
Het was 's anderen daags frisch en leutig weer. De zonne had in den
morgen een lagen mist verscheurd en wapperde tegenwoordig in een blauwen
hemel, lijk bij uitkomend lentegetij. Goedele zou naar Romaan gaan. Het
hekken viel luidelijk dichte achter haar, en nu tort ze over de straat
en hare hielen klonken pleizierig op de koude steenen. Ze voelde zich
vrij en keek alles genegen toe, alles liefelijk ontvangend wat zich
voordeed. Ze bleef altemets de uitstalling der groote magazijnen
bekijken, en 't was een waarachtig geneuchte voor haar. Ze stelde er
algauw een groot belang in en bleef hier en daar haperen en
lanterfanten, kiezend en afkeurend en aannemend met een knikje. Ze
bewonderde in een engelsch confectiehuis een prachtig kareelbruin kleed
uit zwaar laken, ruime pagodemouwen met oranje zijde gevoerd en bezet
met zachten marterpels, een kraag met gulden franjen en zoo nauwkeurig
met blinkende knopjes bezoomd, regelmatig te reke.... Ze had goesting
naar zoo'n dracht, die haar rijkelijk maken zou en begeerig. Ze zou dien
breeden rok voelen kloppen, gewichtig en wijdplooiend, om hare voeten.
Op een hoek der groote middenlaan, stapte een sierlijke dame uit haar
coupe. Even werd haar kleine leest in een ruischend gefrutsel van kant
en satijn zichtbaar, en ze liep, al wippelend, een pasteiwinkel binnen.
Goedele loerde ze nog na, benieuwd voor wat ze koopen zou, en ze merkte,
achter de laden taartjes en suikergoed, hoe zij te kiezen begon en
naderhand zich aan een luttel mokkakoekje te snuisteren zette. En ze
beneed bijna deze vrouw, die schoon en wispelturig en vrij was in hare
doening. Zoo, lijk deze, wilde ze worden--zoo, handelend naar beliefte,
en geliefd naar haren zin. Ze zou ook genieten van den vroegen morgen en
uitrijden in de uchtendkilte. Ze zou ook links en rechts binnen gaan,
toevallig. Ze zou ook bijten in zoo'n taartje, met volle tanden, en ze
zou trek hebben ernaar.
Nu had zij geen trek. Ze had ook geen geld te vele. Ze had, buiten enkel
klein zilver, het bankbriefje dat voor Romaan en zijn kindeken bestemd
was. Geld van moeder. En ze dacht: we maken thuis ons eigen ongeluk....
Binstd
|