het huizeken nog eens op te winden,
en verwonderde zich als Goedele bad dat hij 't maar niet doen zou. Hij
vroeg, bedrukt:
--Houdt ge niet hiervan?
Ze stond recht. Ze stilde hem. Ze hield veel van dat wonder dingen,
beweerde ze. 't Zou echter kapot geraken, als hij 't zoo dikwijls
bezigde, en zag hij bovendien nog 't manneken en 't wijveken?
--'t Wordt avond....
Zij en merkte geen verven meer. Van uit de hooge vensters, langs de
franjen der gordijnen, zijpelde het vage licht, in de kamer te lore zich
verdeelend tot het wegdeemsterde in de hoeken. Zonderlinge klaarten
blikkerden van tijd ievers op, als 't noesche verspergestraal tegen een
koperen ornement botste of tegen een glazen pot, een porseleinen
beeldeken, een witgeschuurde tinnen teele. Drij laatste krysanthemen
vlekten de naderende donkerte met hun blanke trossen. Van tallenkant
rees de plechtigheid der schemering, alles omvattend in zoetig gewaad,
voordeelig voor de droomende stilten....
Er werd gescheld aan 't voorhekken, en binst dat Albien zijn speelgoed
wegdook in de dooze, tort Sebastiaan de kamer binnen. Het was zijn ure.
Hij was altijd heel stipt. Goedele ontving hem met koortsachtige
opgewondenheid, sprak luttele woordekens en was danig vriendelijk.
Ze ontdeed hem van zijn overjas, omringde hem met hare dienstveerdige
handen, bekommerde zich om zijne bleekte.
--Zijt-ge vermoeid?
--Een beetje.
Hij voelde geerne hare hulpzame genegenheid en glimlachte geaffecteerd,
zich neervleiende in zijn eigen weerde, herkend door haar, die hij
liefhad. Hij vroeg aan mijnheer Wilder of hij 't huizeken schoon vond,
en Albien vertelde hem hoe 't ineenstak, hoeveel tijd het in gang bleef
en hoe schoon veuzekens de beiaard speelde. Terwijl Goedele een kopje
koffie gereed maakte boven 't alkoollampje, en 't gaslicht aanstak, bood
hij mijnheer Wilder een sigaar aan.
--Dat zijn weer van die fijne sigaren, zei Albien.
Ze smoorden en praatten ondereen. Goedele was uiterst gezellig en
aangenaam. Ze schonk de koffie, wierp de klontjes suiker erin, roerde en
wilde alles zelf doen.
--Gebruikt ge melk van avond?
--Als 't u belieft, een geutje....
Ze beloerde op Sebastiaan's aangezicht hoe gelukkig hij was, hoe
gevoelig voor hare dienstwillige gebaren, en hoe hij daar nu wegzonk in
zijne onnoozele verwaandheid, tevreden en zat. En Vader nevens hem was
ook een beeld van gezapig geneuchte. 't Was een gulden avond. Sebastiaan
zei 't:
--'t Is een gulden
|