ldoor in de parochie gebruik had van gemaakt
om oolijke daden te stichten, meende ze nu eens ten dienste van vrijer
bedrijvigheid te kunnen stellen. Als Ursule haar met korte woorden
uiteengeleid had wat in werkelijkheid van haar verlangd werd, had ze
aldadelijk heel de zake begrepen en aanveerdde gretig het nieuwe gebod.
Ze was bovendien werkzaam en net, bracht goede orde in de keuken en
leerde veel van Ursule, die haar in kookkunde hielp. Ze werd een
voortreffelijke meid. Men had haar een schoone belooning beloofd, als ze
dienstveerdig zijn wou naar Ursule's volle goesting.
--Zoo is mijne goesting! had Ursule gezeid.
Ze moest Goedele tot in haar minste bedrijf bespieden....
Ursule vernam echter niets. Goedele bleef thuis, liep de kamers door,
zat altemets een endeken te borduren, te knippen aan een kunsttapijtje,
te kijken meerendeels langs het venster naar 't gewaai dat bijsde in de
boomen. Hare kleeren, hare laden, hare brieven--'t werd alles besnuffeld
en befrutseld: nievers lag een verraad van haar geheim gedoe. Justa
luisterde achter de deure, als ze saam met Sebastiaan in de eetzaal was.
--Wat zeggen ze? vroeg Ursule.
--Bijna niets ... een woord ... een ja--een neen....
--Maar, hoofdzakelijk?
--Niets! zei Justa.
Ursule werd koortsig daarvan, hetgeen haar dan niet het minst voordeelig
was, want al nijpender drong de pijne van haar "rheumatiek" in hare
braaien en ze kon soms rijzekens opstaan uit haren zetel. Ze wilde geen
dokter.
--'t Is rheumatiek.
Dat was zoo haar zeker zijn. Ze hechtte daarenboven niet veel belang aan
die tijdelijke ziekelijkheid. Haar geest was voortdurend anderszijds
gespannen en wilde klaar krijgen de vaagheid om Goedele's manieren ...
Zij deed op een uchtend Goedele bij haar komen en neerzitten nevens 't
raam, vlak onder het nieuwe daglicht. Ze begon te klagen: ze had sinds
nachten geen ooge meer beloken, ze was zoo lijdende, ze voelde dat het
erg worden zou, en de nachtmerrie bezocht haar....
--Och! Och!... dat is vreeslijk!
Ze praamde Goedele dat ze maar goed opletten moest, en in geen tocht
mocht blijven, en 's avonds aandachtig de vensters zou sluiten, en een
dobbele sargie vragen aan Justa.
--'t Is nu 't gevaarlijke seizoen.
Dan was 't een ander thema: ze wilde bovenal Goedele's geluk, ze dacht
er altijd, altijd aan, en ze zou alles doen om dat geluk te verzekeren.
--Willen we verhuizen?
Goedele hief onverschillig hare schouders op en zuchtte. Ursul
|