was hem 't
gedruisch. Lijk men soms op steile bergen de endelooze rustigheid der
hemelen met rustigheid bewonderen kan en weet dat men niet blikken mag
naar onder, waar duizelende diepten het hoofd verdraaien--zoo zat hij
en keek naar elkendeen, en dierf niet kijken alginds, ievers waar 't
smokkel weerde, verre van hier.... En gedurig voelde hij den
vriendelijken stoot van Johannes' elleboog of 't gewrijf van zijn
vingeren, zachte.
--Ziet ge?
Hij knikte verlegen en zijn gelaat en bewoog niet.
--Hoort ge?
't Was alweer Mariette, die plezant was. Hij knikte. Zijne oogen zochten
naar Madeleen, die knikte. Hij dronk een zeupken koffie en proefde dat
er geen suiker genoeg in was. Hij roerde genoeglijk met het
bel-tjinkelende lepelken....
Binstdien, al meer en meer, omdoezelde een lijze moeheid zijne leden.
Zijne handen hingen langs de sporten van zijn stoel arets te wiegen, en
lager zonk zijn kinne. Het docht hem dat hij wel danig zwaar zat en dat
de leuning hem in zijn rugge bezeerde. De woorden om hem en 't gespeel
van de golvende stemmen werden een rumoerend lawaai, waarin hij niets
meer herkende. 't Raasde tallenkant en 't kwam wegen op zijne hersens.
Hij was plots ganschelijk warm, en de hitte kriebelde in zijn haar en
onder zijne oksels.
Hij stond subiet rechte en een blos spatte uit op zijne kaken. Elkendeen
zweeg. Zijn tonge lag dikke in zijn mond en hij kon haast niet
uitspreken een wenk, die in zijn hoofd bewoog:
--Komt ge? We gaan....
Hij glimlachte oolijk naderhand en mummelde:
--Tante Olympe zal 't bedde niet opgemaakt hebben....
Zijn stap was onvaste en hij drukte gretig Ameye's hand, die naar hem
uitgereikt was. 't Ontlastte Goedele, dat hij zoo stille te rusten ging,
en ze kustte hevig Madeleen, die ook zeer moe was geworden.
Maar als Madeleen en Romaan weg waren, viel als een gewichte het
taterend gedoe. Mariette was haastig om deze tafel te ontvluchten en
blikte met zichtbare bezorgdheid naar het uur. Johannes en sprak bijkans
niet meer en tuurde naar 't geschitter van een lampstraaltje op den
bodem van zijn cognacruimer. Hij groette onachtzaam Mariette als ze de
kamer verliet, en zat nu tusschen leege stoelen naar leege gepeinzen te
zien. Tante Olympe zuchtte Juidop.
--Aai-Heere God!
En zoo drijmaal te reke, om de aandacht her op de droeve gebeurtenis te
roepen. 't En was niet uit haar hoofd te praten, dat de eerste schuld
lag in de onwettelijke betrekkingen en dat God een hu
|