aan het tjopken van haren
wenkenden vinger. Madeleen vertelde hoe Mariette gestadig leutig was en
aldoor zong. De naaimachine geraakte wel eens in druk bedrijf, maar dat
en gebeurde niet dikwijls. Mariette hield zich meer met hare twee
kanarievogels en met hare begonia's bezig. In den uitkomende was 't een
plezier hare werkzaamheid te zien, hoe ze aan 't sproeien was, en heel
't venster vol hing met kapucijnebloemen, schoone opgeleid langs een
kunstmatige webbe van draden en touwtjes. En de vogels werden in dat
getij buiten gehangen, boven 't raam, in de gouden zonne. Gestadig
schikte ze de muitjes en spreidde er voolkens over om den wille van
muggen en ander stekend ongedierte. En als ze niets te verrichten had,
boog ze zich over de bloempotten heen en bracht hare lippen bijeen tot
een toeterken en floot hare lievelingen voor. En lachen deed ze, zoo
geheel alleene.
--Maar....
--Een herte zonder lusten dan? vroeg Ameye.
--Ja, maar ... daar hapert iets....
--Wat kan er haperen, dat niet in zooveel leutigheid weer loskomt?
lachte Goedele.
Madeleen knikte en lachte mee. Ze probeerde in een uitbundig gepraat
Romaan's voorhoofd effen te krijgen, en sprak luidruchtig met overdreven
golvingen van haar stemme en met wijde gebaren, zich buigend, en wijkend
en zijlings wiegend, tot ze warm werd en te blozen begon. Romaan stond
voor 't venster en tuurde naar de wolken. Madeleen zei:
--In den avond, als we al zinnens zijn naar bed te gaan, hooren we de
trap onder voorzichtige terten kraken. Naderhand zijn er geen zangers
meer boven, geen minste rumoer, geen getrippel van Mariette hare zotte
voetjes. Alleen nog, somtemets, een kort gegrommel van den oude, die
aleens poogt de deur open te doen. De deur is vaste....
--De deur is vaste, ja, prevelde tante Olympe.
--Omtrent twee uren in den morgen, kraakt opnieuw de trap en rotelt de
sleutel in de klinke.
--En Mariette...? vroeg Goedele.
--Ja, Mariette zelve. 't Zijn hare eenige wandelingen. Ze gaat anders
nooit uit.
Romaan wendde zich omme.
--Ssjt!... Hoore 'k Wiezeken niet?
Elkendeen luisterde en de ongemakkelijke stilte heerschte lijk te voren,
alle geluiden der strate groot makend. Tante Olympe ging kijken of
Wiezeken sliep. Ze kwam weer op hare teenen, elkendeen geruststellend.
--'t Slaapt lijk een engelken. Overmorgen is het te been.
Ameye boog zich naar Goedele en vroeg, oolijk lachend, wat hare meening
was omtrent Mariette. Madeleen trachtte de
|