n. Er zijn
uitverkoren en verworpen wezens. Er moeten meesters zijn en slaven.
De huidige democratie is de ondergang der kunsten, en maakt 't
luilekkerland der middelmatigen. 't Getal domme menschen zal altijd
grooter blijven dan 't getal verstandige--zij zouden dus 't
hoofdzakelijke bestuur kiezen? Wij gaan geleidelijk naar 't verderf,
omdat wij, uit leelijke deernisse, de onderste menschenlade niet
opofferen durven.
Goedele meende dat die deernisse niet zoo leelijk was en dat het volk,
tot hooger besef zijner plichten komend, stilaan zich verstandelijk
ontwikkelen zou.... Er geraakte in huis een ongemoedelijk geluchte. Men
voelde allentwege een wrevelige kilte, en men loerde naar de plate van
't horloge. Mijnheer Devleeschouwer moest nog zijne denkwijze kenbaar
maken.
--Kwart over tien, lispelde zijn wijf met geveinsde onverschilligheid.
Maar mijnheer Devleeschhouwer hield er bepaald aan ook zijn woord te
plaatsen en hij deed het met de noodige deftigheid. 't En was, volgens
hem, niet kwaad dat er af en toe een onlustje onder dat sociaal-minnend
boeltje ontstond. Dat was eene gelegenheid om de sterkte der politie te
staven. Hij hief zijne armen omhoog en werd praatziek:
--Hoe loopt zoo'n opstand gemeenlijk uit? De politie neemt stevige
maatregelen, de stoeten worden ontbonden, de burgerwacht, steunpilaar
onzer huiselijke rechten, wordt bijeengeroepen en bezet alle straten.
Als ik zeg alle straten, zal mij niemand tegenspreken. Wat hebben wij
verleden Zondag gezien? Wat hebben wij in de dagbladen gelezen? Ik
ontmoette majoor Cnaps. Hij zei: "De wet zal geeerbiedigd worden." Ja
dat heeft hij gezegd.... Ik vind niets ter wereld schooner en statiger
dan een officier der burgerwacht. Majoor Cnaps is ook een fier en
heerlijk man, niet waar mevrouw Devleeschhouwer? Dat is nu wel de zaak
niet, maar 't is eender. Een oproer blijft voor mij een deugdelijk
verschijnsel.
Elkendeen was allang te wege op te staan. Bella sprong endelijk rechte,
met een lach verwittigend dat het laat werd. Ursule bracht hier tegen in
dat het morgen rustdag zou zijn en er dan geen bezwaar was om nog een
uurken te blijven; ze deed het echter heel lauw en meest bij wijze van
beleefdheid. De stoelen werden alhier en alginds verschoven, en Goedele
ging in de voorzaal 't gaslicht aansteken. Ze hielp mevrouw
Devleeschhouwer en Bella zich aankleeden en schikte hunnen hoed en
speldde hun vool vaste.
Ze hoorde ze op den hof voor 't hekken nog groet
|